ECLI:NL:RBDHA:2018:761
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Schorsing rijbewijs en onderzoek geschiktheid na vermoedens van psychiatrische problemen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Bhulai, had beroep ingesteld tegen een besluit van het CBR waarbij zijn rijbewijs was geschorst en hem een onderzoek naar zijn geschiktheid was opgelegd. Dit besluit volgde op een melding van de korpschef, waarin werd gesteld dat er vermoedens bestonden dat de eiser niet over de vereiste geschiktheid beschikte om een motorvoertuig te besturen, vanwege ernstige psychiatrische problemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de melding was gebaseerd op getuigenverklaringen en observaties van de politie, die wezen op verward gedrag van de eiser tijdens een incident op de weg.
De rechtbank overwoog dat het CBR op basis van de meldingen en de omstandigheden het vermoeden van ongeschiktheid terecht had vastgesteld. De eiser had betoogd dat het CBR onzorgvuldig had gehandeld door het bestreden besluit pas maanden later te nemen, maar de rechtbank oordeelde dat de eiser zelf geen rechtsmiddelen had aangewend tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar. De rechtbank concludeerde dat het CBR de schorsing van het rijbewijs en het opleggen van een medisch onderzoek terecht had gehandhaafd, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de veiligheid op de weg en de rol van medische onderzoeken bij het vaststellen van rijgeschiktheid.