ECLI:NL:RBDHA:2018:7487
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Gegrondverklaring bezwaarschrift ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, betreft minderjarige
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 juni 2018 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door een minderjarige, die was veroordeeld voor verschillende misdrijven, waaronder diefstal in vereniging en bedreiging met geweld. Het bezwaarschrift was gericht tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel op basis van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De rechtbank heeft het bezwaar behandeld in raadkamer op 5 juni 2018, waarbij de bezwaarde werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. N.J.R.M. Elings. De ouders van de bezwaarde waren ook aanwezig tijdens de zitting.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaar, stellende dat er geen sprake was van uitzonderingsgronden zoals bedoeld in de Wet DNA. De verdediging daarentegen heeft betoogd dat de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf was gepleegd, in combinatie met de jonge leeftijd van de bezwaarde, aanleiding gaven om het DNA-onderzoek niet door te laten gaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaarde ten tijde van de delicten pas vijftien jaar oud was en dat hij zich in een moeilijke persoonlijke situatie bevond.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden heeft de rechtbank geconcludeerd dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de bezwaarde niet van betekenis zou zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. De rechtbank heeft daarom het bezwaarschrift gegrond verklaard en bevolen dat het celmateriaal van de bezwaarde onmiddellijk wordt vernietigd. Deze beslissing is genomen met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van de zaak en de leeftijd van de bezwaarde.