1.1.Verweerder heeft op 17 juni 2014, op 4 juli 2014, op 30 oktober 2015 en op
9 februari 2016 onderzoek verricht op het bedrijf van eiser. Tijdens het laatste onderzoek op 9 februari 2016 heeft verweerder geconstateerd dat:
- er gelekte vloeistof (vermoedelijk olie) onder een van de voertuigen lag;
- op het buitenterrein, achter de loods, zich ongeveer vierentwintig invalidenvoertuigen, waaronder een chassis en een carrosserie, bevonden; en
- naast de werkplaats ook aan de invalidenvoertuigen werd gewerkt.
Deze bevindingen zijn vastgelegd in een ongedateerd rapport (rapport).
2. Verweerder heeft naar aanleiding van deze bevindingen bij het primaire besluit op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per overtreding met een maximum van
€ 10.000,00 gelast binnen de begunstigingstermijn de overtreding van de Wabo ten aanzien van zijn bedrijf te beëindigen en beëindigd te houden. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser in strijd handelt met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, in samenhang met artikel 2.3, aanhef en onder a, van de Wabo door meer dan vier Canta’s op zijn bedrijf te hebben, zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning is verleend. Verweerder heeft daarbij bepaald dat per week maximaal één dwangsom kan worden verbeurd. Voorts heeft verweerder bij het primaire besluit eiser op straffe van een dwangsom van € 250,00 per overtreding met een maximum van € 1.000,00 gelast binnen de begunstigingstermijn de overtreding van het Activiteitenbesluit milieubeheer ten aanzien van zijn bedrijf te beëindigen en beëindigd te houden.
3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen voor zover dat ziet op de overtreding van het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer. Voorts heeft verweerder in afwijking van het advies van de Regionale Commissie Bezwaarschriften Servicepunt 71 (bezwaarschriftencommissie) het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat binnen het bedrijf meer dan vier Canta’s aanwezig zijn die niet of in onvoldoende rijtechnische staat verkeren en Canta’s die eiser alleen gebruikt als donorvoertuig. Op basis van de staat waarin deze Canta’s zich bevinden, is verweerder van mening dat het hier ‘wrakken’ betreft, meer specifiek ‘overige voertuigwrakken’, omdat ‘wrakken’ van gehandicaptenvoertuigen niet voldoen aan de definitie van artikel 1.1, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Overige voertuigwrakken worden beschouwd als een afvalstof in de zin van artikel 1.1 van de Wet milieubeheer en de Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van
19 november 2008 betreffende afvalstoffen (Kaderrichtlijn afvalstoffen) en tot intrekking van een aantal richtlijnen (waaronder Richtlijn 2006/12/EG). Verweerder stelt dat de Canta’s bij het bedrijf van eiser binnenkomen in de afvalstoffase en geen sprake is van een tweedehands product, omdat de Canta’s niet zonder voorafgaande werking kunnen worden hergebruikt en het hergebruik niet zeker is. Verweerder beschouwt daarom de Canta’s binnen het bedrijf van eiser als overige voertuigwrakken die moeten worden aangemerkt als afvalstoffen bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer. Er is derhalve sprake van een inrichting die valt onder bijlage 1, onderdeel C, categorie 28.1, aanhef en onder a, sub 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De inrichting van eiser valt niet onder een van de uitzonderingen als bedoeld in bijlage 1, onderdeel C, categorie 28.10 van het Bor, zodat een vergunningplicht geldt voor deze inrichting.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert hiertoe – samengevat weergegeven – aan dat hij geen omgevingsvergunning nodig heeft voor zijn bedrijf.
Eiser stelt dat verweerder het bestreden besluit niet binnen de beslistermijn heeft genomen. Daarnaast stelt eiser dat verweerder ten onrechte in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie het bestreden besluit heeft genomen. Eiser is van mening dat hiermee de functie van de bezwaarschriftencommissie komt te vervallen. Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat de Canta’s niet kunnen worden aangemerkt als wrakken, dan wel als overige voertuigwrakken.
5. De rechtbank ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of verweerder het voor handhaving bevoegde gezag is.