Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Conclusie
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor verlenging van een verblijfsvergunning. Eiser, een Amerikaanse burger, had op 3 oktober 2016 een aanvraag ingediend voor verlenging van zijn verblijfsvergunning op basis van het Nederlands-Amerikaans vriendschapsverdrag. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiser niet voldeed aan de eis van aanzienlijk kapitaal, dat minimaal € 4.500,- moest bedragen. Eiser had in zijn onderneming niet voldoende eigen vermogen aangetoond, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag en de verplichting om Nederland binnen 28 dagen te verlaten.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd door de staatssecretaris kennelijk ongegrond verklaard. In beroep heeft eiser aangevoerd dat hij wel degelijk voldeed aan de kapitaaleisen, en heeft hij een gecorrigeerde jaarrekening overgelegd die een hoger eigen vermogen aangaf. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door eiser overgelegde documenten niet voldoende bewijs boden om aan te tonen dat hij aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank volgde het standpunt van de staatssecretaris dat het eigen vermogen niet op het vereiste niveau was en dat de verklaring van de accountant niet voldoende was om de afwijzing te weerleggen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden. De rechtbank heeft ook geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.