ECLI:NL:RBDHA:2018:7389
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Algerijnse eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 22 maart 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat Nederland een verzoek om terugname bij Duitsland heeft ingediend, dat door Duitsland is aanvaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Duitsland die het interstatelijk vertrouwensbeginsel zouden ondermijnen. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat hij in Duitsland niet de nodige juridische bijstand heeft kunnen krijgen of dat hij niet in staat was om een klacht in te dienen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.