ECLI:NL:RBDHA:2018:7385
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een vreemdeling met een V-nummer, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 24 mei 2018, weigerde de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van haar aanvraag. Eiseres betwistte deze verantwoordelijkheid en voerde aan dat haar zienswijze onvoldoende was betrokken in het besluit. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onzorgvuldige besluitvorming, aangezien het bestreden besluit uitvoerig op de zienswijze was ingegaan.
De rechtbank behandelde de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiseres, die via Italië de EU was binnengekomen. Nederland had een verzoek om overname bij Italië ingediend, maar Italië had hier niet tijdig op gereageerd, wat volgens de Dublinverordening betekende dat Italië in beginsel verantwoordelijk was voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag. Eiseres voerde aan dat zij in Italië geen asiel had aangevraagd en dat haar intentie om door te reizen naar Nederland bepalend zou moeten zijn voor de verantwoordelijkheidsvraag. De rechtbank verwierp deze stelling en stelde vast dat de intentie van de vreemdeling niet bepalend is voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat.
Daarnaast ging de rechtbank in op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de medische omstandigheden in Italië. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat er structurele tekortkomingen waren in de opvangvoorzieningen in Italië, en de rechtbank oordeelde dat verweerder niet verplicht was om nader onderzoek te verrichten. Ook het beroep op het arrest Tarakhel werd verworpen, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij een bijzondere kwetsbaarheid had die aanvullende garanties vereiste. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees zij op de mogelijkheid tot hoger beroep.