Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2018 in de zaken tussen
de minister van Justitie en Veiligheid, voorheen de minister van Veiligheid en Justitie (de minister
), te Den Haag,
[eiser], te [plaats ], eiser,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) en de minister van Justitie en Veiligheid, met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van eiser en zijn recht op een IVA-uitkering. Eiser, die sinds 2012 ziek is door rug- en psychische klachten, heeft een WIA-uitkering aangevraagd en ontving een loongerelateerde WGA-uitkering. De Uwv heeft echter in een herbeoordeling geconcludeerd dat eiser wel volledig arbeidsongeschikt is, maar niet duurzaam, wat betekent dat hij geen recht heeft op een IVA-uitkering. Eiser en de minister hebben hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het procesverloop en de medische rapportages van verschillende deskundigen, waaronder verzekeringsartsen en psychiaters, zorgvuldig bestudeerd. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts b&b, op basis van de beschikbare medische informatie, terecht heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank volgt de deskundige in zijn oordeel dat er nog behandelmogelijkheden zijn en dat de kans op herstel niet uitgesloten kan worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inschatting van de verzekeringsarts over de kans op herstel moet berusten op een concrete afweging van feiten en omstandigheden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepsgronden van eisers geen doel treffen en dat de besluiten van de Uwv terecht zijn. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.