ECLI:NL:RBDHA:2018:7258
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Somalische vrouw afgewezen wegens ongeloofwaardige verklaringen over Al Shabaab en vestigingsalternatief in Mogadishu
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somalische vrouw die een beroep had ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres, geboren op een onbekende datum en van Somalische nationaliteit, had op 29 januari 2018 een asielaanvraag ingediend. Zij stelde dat zij problemen had met de terreurgroep Al Shabaab, die haar vader en broer had vermoord omdat zij weigerde te trouwen met een lokale leider van de groep. De rechtbank heeft de verklaringen van eiseres over de problemen met Al Shabaab als ongeloofwaardig beoordeeld, onder andere omdat zij inconsistent was in haar verklaringen over haar huwelijk en de gebeurtenissen rondom de moorden op haar familieleden.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiseres een vestigingsalternatief had in Mogadishu, waar zij eerder vier tot vijf maanden zonder problemen had verbleven. De rechtbank volgde de redenering van de staatssecretaris dat eiseres niet als alleenstaande vrouw naar Somalië zou terugkeren, omdat zij daar bij haar zwager kon verblijven. De rechtbank vond dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij in Mogadishu in gevaar zou zijn en dat de gestelde problemen met Al Shabaab niet geloofwaardig waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen grond was voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.