Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2018 in de zaken tussen
[eiser 1], eiser 1 (vader),
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
conditional releasedocument, dat door de Israëlische autoriteiten aan de vader is afgegeven om zijn voorlopige verblijfsrecht als asielzoeker in Israël te kunnen aantonen, acht verweerder niet overtuigend genoeg, nu dit niet afkomstig is van de autoriteiten van het land van herkomst en twijfel bestaat of dit daadwerkelijk op de vader van referent ziet gelet op het verschil in geboortejaar dat op het
conditional releasedocument staat en hetgeen referent heeft verklaard bij zijn asielaanvraag in 2015. Ten aanzien van de gestelde familieband tussen referent en eisers, stelt verweerder dat een foto onvoldoende is en dat van het gestelde kerkelijke huwelijk tussen de ouders geen bewijs is overgelegd. Dat de ouders van referent in bewijsnood verkeren, is volgens verweerder evenmin aannemelijk gemaakt. Daarom heeft verweerder aan eisers geen identificerende gehoren en DNA-onderzoeken aangeboden. De aanvragen van de broertjes en het zusje van referent heeft verweerder afgewezen, omdat deze afhankelijk zijn van de aanvragen van hun ouders.
conditional releasedocument volgens eisers wel als indicatief document voor de identiteit van de vader dienen. Zij verwijzen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 15 september 2017 (AWB 17/8783). Referent had bij binnenkomst in Nederland geen idee van de leeftijd van zijn vader. Hij was maar 15 jaar en had zijn vader ongeveer zes jaar voor zijn aankomst in Nederland niet meer gezien. Daarbij komen eisers en referent uit een cultuur waar verjaardagen niet gevierd worden en niet over leeftijden gesproken wordt. Eisers voeren verder aan hun familierelatie met referent inmiddels genoegzaam te hebben aangetoond, door de in de beroepsfase overgelegde originele kerkelijke huwelijksakte en originele doopakten van referent en zijn broertjes en zusje.
conditional releasedocument, dat voorzien is van een pasfoto en als onofficieel identiteitsdocument is aan te merken, hem geen aanleiding geeft nader onderzoek aan te bieden in de vorm van een DNA-onderzoek dan wel een identificerend gehoor. Dat het
conditional releasedocument niet afkomstig is van de autoriteiten van het land van herkomst, betekent niet dat er - gelet op voornoemde Afdelingsuitspraken - geen belang aan gehecht kan worden. Eiser heeft bovendien (een kopie van) zijn lidmaatschapskaart van de Eritrese gemeenschap in Israël overgelegd die van een foto is voorzien. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gereageerd op de verklaring van referent waarom hij in zijn asielgehoor een aantal jaren naast de leeftijd van de vader zat. Op het
conditional releasedocument staat het geboortejaar 1984 vermeld, terwijl referent bij zijn asielaanvraag in 2015 verklaard zou hebben dat zijn vader ongeveer 38 jaar was (en dus ongeveer in 1977 geboren zou zijn). Zoals referent verklaard heeft was hij destijds 15 jaar en heeft hij zijn vader sinds zijn negende levensjaar niet meer gezien, waarbij hij heeft opgemerkt dat hij afkomstig is uit een gemeenschap waar verjaardagen niet worden gevierd en leeftijden minder belangrijk zijn.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op volgens de thans geldende gedragslijn nieuwe besluiten te nemen op het bezwaar en daarbij alle tot nu toe overgelegde documenten met betrekking tot de identiteit van eiser en met betrekking tot de familierelatie tussen eisers en referent te betrekken;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.503,-;
- draagt verweerder op het door eisers betaalde griffierecht van in totaal € 336,- te vergoeden.