ECLI:NL:RBDHA:2018:7148
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met medische klachten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster, die onder een V-nummer valt. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar over te dragen aan de Franse autoriteiten in Lyon. De verzoekster stelde dat zij medisch psychische problemen had, waaronder angstaanvallen en herbelevingen, en dat Nederland het aangewezen land was voor haar behandeling, mede omdat haar kinderen in Nederland wonen en haar broer in Duitsland. De verzoekster voerde aan dat de medische klachten zonder de steun van haar familie zouden verergeren en dat er in Frankrijk wachtlijsten waren voor psychologische behandeling.
De verweerder, de Staatssecretaris, stelde echter dat op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel aangenomen moest worden dat de verzoekster in Frankrijk adequate medische zorg zou ontvangen. De voorzieningenrechter overwoog dat de verzoekster niet had aangetoond dat zij in Frankrijk niet behandeld kon worden en dat de aanwezigheid van haar familieleden in Nederland niet noodzakelijk was voor een geslaagde behandeling. De voorzieningenrechter verwees ook naar een eerdere uitspraak van de rechtbank waarin was geoordeeld dat de asielaanvraag van de verzoekster ongegrond was verklaard, en concludeerde dat er geen aanleiding was om in deze procedure anders te oordelen.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 juni 2018, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.