ECLI:NL:RBDHA:2018:6927
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Afghaans echtpaar met beroep op verwestering en risico op eerwraak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Afghaans echtpaar, dat een herhaalde asielaanvraag had ingediend. De aanvragen werden afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvragen als kennelijk ongegrond bestempelde. Het echtpaar, dat in Nederland verblijft, voerde aan dat zij bij terugkeer naar Afghanistan het risico lopen op eerwraak en dat zij geen netwerk meer hebben in hun thuisland. Eiseres stelde bovendien dat zij verwesterd is en daardoor een ernstig risico loopt bij terugkeer. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris op goede gronden had geconcludeerd dat het echtpaar niet aannemelijk had gemaakt dat zij in aanmerking kwamen voor een verblijfsvergunning op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank wees erop dat de eerdere asielaanvraag van het echtpaar al was afgewezen en dat de gestelde nieuwe feiten en omstandigheden niet voldoende waren om de eerdere afwijzing te weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag.