Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
De hoedanigheid van bewindvoerder eindigt: […]
Op 12 juni 2009 hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , mede onder verwijzing naar de bouwkundige staat van de woning en naar de brand, de kantonrechter het volgende verzocht:
Reden waarom ondergetekenden u verzoeken een medeafweging te maken in hoeverre het in het belang van genoemde (…) [X] is om de woning aan te houden en te verbeteren naar de huidige maatstaven.”
[Van Bruggen:] 4 mensen worden hier bet uit de pot van […] . Ik in de hoek van [X] . Wantrouwen jegens testm bwvs. door signalen vd gemeente. Wens perceel te verkopen. [X] wil perceel behouden […] Meer mensen geïnt in perceel. Dubbele agenda’s. Meer dan wantrouwen […]
Het overzicht van de testamentair bewindvoerders […] is reeds aan u gestuurd, maar voeg ik toe aan mijn verantwoording. Over de uitgaven boven de € 1.000 is geen overleg geweest met SBM. Wellicht is er voor deze uitgaven rechtstreeks bij u machtiging gevraagd”.
Vanuit het perspectief van het behandelteam biedt een beschermde woonvorm binnen de GGz voor hem[noot rechtbank: [X] ]
de beste mogelijkheid om de wensen in zijn leven zo goed mogelijk te verwezenlijken.”
Tegen deze beschikking is hoger beroep ingesteld door [X] , die zich daarbij heeft laten bijstaan door een advocaat, mr. B.C.M. Wösten (hierna: Wösten).
is, nadat de beschikking was gegeven, verhuisd naar een AWBZ-instelling.
er matige en zware verontreinigingen zijn aangetoond voor zink en nikkel” en dat sprake is van “
lichte verontreinigingen van lood, PAK’s en minerale olie in de bovengrond” en waarin voorts is opgenomen: “
De lichte verontreinigingen in de boven- en ondergrond, leiden niet tot het uitvoeren van een aanvullend onderzoek”). De kantonrechter heeft de machtiging in eerste instantie, alvorens hij had kennisgenomen van genoemd bodemonderzoek, geweigerd en vervolgens, na kennisname daarvan, de machtiging bij beschikking van 13 mei 2013 alsnog verleend.
De Jong van Twekar B.V.” als opvolgend curator benoemd.
3.Het geschil
3.4 sub agevorderde bedrag wordt door Twecar als volgt toegelicht; [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben ieder jaar een te hoge vergoeding verkregen: in het testament is bepaald dat zij elk jaar recht hebben op 1% van de waarde aan het einde van dat jaar van het onder bewind gestelde vermogen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben nagelaten bij de berekening van het vermogen rekening te houden met een vordering van [X] op de nalatenschap van € 79.887,50 op grond van de onder 2.2 bedoelde ouderlijke boedelverdeling. Nu [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] over de jaren van hun bewind in totaal € 21.602 aan vergoeding in rekening hebben gebracht en zij maximaal recht hebben op 1% van de door hen bepaalde hoogte van het vermogen, zijnde een bedrag van (€ 319.550 minus € 79.887,50 / 100 x 6 jaar =) € 14.379,75, is aan hen in ieder geval (€ 21.602 - € 14.379,75 =) € 7.222,25 te veel betaald.
3.4 sub bgevorderde bedrag wordt door Twecar als volgt toegelicht. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen inventarisatie gemaakt van de roerende goederen die deel uitmaakten van de nalatenschap. Twecar stelt dat een inboedel al snel een waarde van € 50.000 vertegenwoordigt. Volgens opgave van [X] gaat het onder meer om een tractor van het merk Ford, een tractor van het merk Guldner, een maaimachine, een cultivator, een zaaimachine, een ploeg en personenauto’s (een Volvo en een Opel). De goederen zijn niet teruggevonden en afgezien van een post “opbrengst oud ijzer” van € 125 blijkt niet van verkoop van deze goederen.
3.4 sub cgevorderde bedrag wordt door Twecar als volgt toegelicht. De waarde van perceel nr [2] is weliswaar eind 2007 getaxeerd op € 20.850, maar bij deze taxatie is een verkeerd uitgangspunt gehanteerd, namelijk dat sprake was van landbouwgrond, terwijl toen al bekend was dat de [gebroeders A] vlak naast dit perceel een golfbaan ontwikkelden. Bij een juist uitgangspunt zou de getaxeerde waarde zeker twee maal zo hoog zijn uitgevallen. [X] is dan ook benadeeld voor een bedrag van (€ 41.700 – gerealiseerde prijs van € 27.800 =)
€ 13.900.
3.4 sub dgevorderde bedrag wordt door Twecar als volgt toegelicht. Het perceel nr [1] is door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op 28 januari 2008 voor € 45.000 geleverd aan [C] en [D] . Op 6 april 2009 hebben laatstgenoemden deze cultuurgronden geleverd aan [E en F] tegen betaling van € 80.000. Laatstgenoemden hadden echter voorheen met de vader van [X] afgesproken dat zij dit perceel voor een bedrag van rond € 60.000 mochten kopen. [gedaagde sub 1] was op de hoogte van deze afspraak, maar heeft [E] expliciet te kennen gegeven dat deze afspraak niet nagekomen zou worden. [X] is hierdoor volgens Twecar benadeeld voor een bedrag van (€ 80.000 - € 45.000 =) € 35.000.
3.4 sub egevorderde bedrag wordt door Twecar als volgt toegelicht.
3.4 sub fgevorderde bedrag wordt door Twecar als volgt toegelicht.
in persoonop grond van onrechtmatige daad, verwezen naar een procedure als de onderhavige, omdat het gerechtshof geen bevoegdheid toekomt tot het uitspreken van een dergelijke veroordeling.
3.4 sub ggevorderde bedrag wordt door Twecar als volgt toegelicht. Er zou voor € 2.221 een Honda-maaier zijn aangeschaft, maar deze is niet aanwezig. Als deze maaier gestolen zou zijn had aangifte gedaan moeten worden en valt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te verwijten dat zij niet de inboedelverzekering hebben ingeschakeld. De schade wordt gesteld op de helft van de aanschafwaarde.
3.4 sub hgevorderde bedrag wordt door Twecar als volgt toegelicht.
3.4 sub igevorderde bedrag wordt door Twecar als volgt toegelicht.
rb).
3.4 sub jgevorderde bedrag wordt door Twecar als volgt toegelicht.
3.4 sub kgevorderde bedrag wordt door Twecar als volgt toegelicht.
3.4 sub lgevorderde bedrag wordt door Twecar als volgt toegelicht.
4.De beoordeling
De zaken tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
- Opslaan als PDF
- Kopieer link
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten dat de door Twecar benoemde roerende goederen aanwezig zijn geweest, met uitzondering van een doorgeroeste handcultivator en de Ford tractor. Zij betogen dat de ongeveer vijftig jaar oude tractor bij het bedrijf Bayens was ondergebracht voor reparatie en dat, nadat was gebleken dat de kosten van de reparatie (tezamen met een aantal onbetaalde rekeningen van [X] ) hoger waren dan de waarde van de tractor, de tractor aldaar is achtergelaten bij wijze van betaling. De rechtbank is van oordeel dat Twecar haar stelling onvoldoende concreet heeft toegelicht in het licht van deze tegenwerpingen en, belangrijker nog, in het licht van de als productie 1 bij conclusie van antwoord in het geding gebrachte fotoserie van het interieur van de boerderij bij aanvang van het testamentair bewind. Op deze foto’s is, naast veel vuilnis, slechts inboedel te zien waaraan geen waarde kan worden toegekend. In dat licht bezien, is de rechtbank van oordeel dat voor nadere bewijslevering op dit punt geen plaats is.
Nu [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] door de vader van [X] bij testament zijn aangewezen als testamentair bewindvoerders geldt dan ook voor hen het uitgangspunt dat zij de kosten die zij in het kader van dit bewind maken in principe op het vermogen van [X] kunnen verhalen. De vader van [X] heeft dit zo gewild voor wat betreft het vermogen dat hij aan [X] heeft nagelaten.
Huidige opdrachtgever heeft aangegeven dat de onroerende zaken ongewijzigd zijn ten opzichte van de opname van 6 oktober 2012”. Gezien het voorgaande is in strijd met de door de bewindvoerder in acht te nemen zorgvuldigheid gehandeld, welk beeld wordt versterkt door het bezwaar dat zij nadien hebben gemaakt tegen het verlenen van machtiging tot verkoop tegen een hogere waarde. Bij dit oordeel weegt mee dat de boerderij bij uitstek het belangrijkste vermogensbestanddeel van de boedel was. Anders dan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betogen, kunnen zij zich niet beroepen op de machtiging van de kantonrechter tot verkoop voor € 210.000, aangezien, zoals onder 4.38 nader zal worden toegelicht, de kantonrechter destijds niet op de hoogte was (gesteld) van de sanering die tot waardestijging had geleid, van het eerdere contact tussen [gedaagde sub 1] en de [gebroeders A] en van de omstandigheid dat de taxatie van 6 oktober 2012 was verricht in opdracht van deze gebroeders.
De hoedanigheid van bewindvoerder eindigt […] door de instelling van een bewind als bedoeld in titel 19 van Boek 1 Burgerlijk Wetboek over een of meer van zijn goederen”geen bevoegdheid, laat staan een verplichting, voor de kantonrechter voortvloeide om het testamentair bewind te beëindigen. Twecar betoogt dat, nu al vanaf het openvallen van de nalatenschap over het vermogen van [X] meerderjarigenbewind was ingesteld, aan dit vereiste was voldaan. De rechtbank verwerpt dit betoog. Er kan, reeds op grond van de letterlijke tekst van deze regel in het testament, immers geen twijfel bestaan dat bedoeld is dat aan de hoedanigheid van de bewindvoerder een einde komt, indien een bewind wordt ingesteld over
zijngoederen, de goederen van de bewindvoerder zelf dus. Gesteld noch gebleken is dat goederen van [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] onder bewind zijn gesteld. Daarbij komt dat uit het testament blijkt dat eerst na vijf jaar na overlijden van de erflater het voortbestaan van het testamentair bewind diende te worden heroverwogen. Dat de kantonrechter het testamentair bewind niet direct heeft beëindigd vormt dan ook geen ernstige verwaarlozing van zijn toezicht-houdende taak, nog ervan afgezien dat voortzetting van de twee vormen van bewind de uitdrukkelijke wens van [X] zelf was (vgl. brief 7 december 2007, 2.7). Hieruit volgt ook dat het verlenen van goedkeuring aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om de kosten van mr. Emmerig voor rekening te laten komen van de boedel evenmin een ernstige verwaarlozing van de toezichthoudende taak vormt.