ECLI:NL:RBDHA:2018:6821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
C/09/550464 / KG ZA 18-300
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over aanbiedingsplicht van aandelen binnen een familiebedrijf met betrekking tot aandeelhoudersovereenkomst en managementovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, zijn [A) BV] en [B) BV] eiseressen in conventie en [X) BV] gedaagde in conventie. De zaak betreft een geschil over de aanbiedingsplicht van aandelen in [C) BV], een familiebedrijf dat zich richt op de productie van bruggen. De achtergrond van het geschil ligt in een aandeelhoudersovereenkomst die in 2005 is gesloten, waarin bepalingen zijn opgenomen over de verplichting tot aanbieding van aandelen onder bepaalde omstandigheden. De eiseressen stellen dat [X) BV] op grond van deze overeenkomst verplicht is haar aandelen aan hen aan te bieden, nu [X) BV] als statutair bestuurder is ontslagen en de managementovereenkomst is beëindigd. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een uitzonderlijke spoedeisende situatie die een onmiddellijke ingreep rechtvaardigt. De continuïteit van [C) BV] is niet in gevaar, aangezien [X) BV] slechts minderheidsaandeelhouder is en de besluitvorming binnen de algemene vergadering van aandeelhouders kan doorgaan. De vorderingen van [A) BV cs] worden afgewezen, en [X) BV] wordt in de kosten van het geding veroordeeld. In reconventie vordert [X) BV] inzage in bepaalde financiële stukken, maar ook deze vordering wordt afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er een spoedeisend belang is.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/550464 / KG ZA 18-300
Vonnis in kort geding van 7 juni 2018
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A) BV] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] en kantoorhoudende te [plaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B) BV] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 1] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. P.M. Keegstra te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X) BV] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] en kantoorhoudende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten mrs. B. Besseling en W. Altenaar te Amersfoort.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als enerzijds ' [A) BV] ' en ' [B) BV] ' (gezamenlijk ook wel als ' [A) BV cs] ') en anderzijds ' [X) BV] '.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de brieven van [A) BV cs] van 15 en 22 mei 2018, met producties;
- de brief van [X) BV] van 23 mei 2018, inhoudende een eis in reconventie;
- de brieven van [X) BV] van 23 mei 2018 (2x), met producties;
- de op 24 mei 2018 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De vader van [A] heeft in 1962 een familiebedrijf opgericht dat zich (thans) voornamelijk bezighoudt met de productie van bruggen. Het bedrijf bestaat uit drie besloten vennootschappen, te weten [BV I] , [BV II] en [BV III] [C) BV] (hierna ' [C) BV] ') is enig aandeelhouder en enig bestuurder van deze werkmaatschappijen, die hierna gezamenlijk ook wel worden aangeduid als 'het [A-concern] '. Vanaf 1993 hield [A) BV] , waarvan [A] directeur en enig aandeelhouder is, alle aandelen in [C) BV] .
2.2.
Op 1 januari 2001 is de heer [X] (hierna: [X] ) in dienst getreden bij [BV I]
2.3.
Met het oog op zijn opvolging heeft [A] eind 2004 met drie werknemers van het [A-concern] - te weten [X] , [Q] , en zijn dochter [B] - afgesproken dat zij vanaf 2005 gefaseerd aandelen van [C) BV] zullen kopen, met dien verstande dat [A) BV] grootaandeelhouder blijft.
2.4.
[X] heeft daarop [X) BV] opgericht, waarvan hij directeur en enig aandeelhouder is. Voorts zijn opgericht [B) BV] , waarvan [B] enig aandeelhouder en directeur is, en [Q Beheer] , waarvan [Q] enig aandeelhouder en directeur is/was.
2.5.
Op 7 januari 2005 zijn aan [X) BV] , [Q Beheer] en [B) BV] ieder vier aandelen in [C) BV] geleverd.
2.6.
Op 23 augustus 2005 is tussen [A] , [A) BV] , [B] , [B) BV] , [Q] , [Q Beheer] , [X] en [X) BV] een aandeelhoudersovereenkomst gesloten. Deze aandeelhoudersovereenkomst houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
"NEMEN IN AANMERKING
• [C) BV] neemt in het kapitaal van de Vennootschap(voorzieningenrechter: [C) BV] )
deel voor 81,25%, zijnde 52 (…) aandelen elk nominaal groot € 226,89 (…)
• [Q Beheer] , [X) BV] en [B) BV] nemen in het kapitaal van de Vennootschap deel, ieder voor 6,25%, zijnde 4 (…) aandelen elk nominaal groot € 226,89 (…);
• [A](voorzieningenrechter: [A] )
, [Q] , [X] en [B] en hun persoonlijke holdings, [A) BV] , [Q Beheer] , [X) BV] en [B) BV] , wensen een aantal van de aan hun samenwerking verbonden aspecten nader te regelen;
• [A] , [Q] , [X] en [B] en hun persoonlijke holdings (…) wensen dat de zeggenschap over de Vennootschap en/of over de door haar uitgeoefende onderneming en haar dochtervennootschappen - tenzij is voldaan aan de in deze overeenkomst opgenomen voorwaarden en bepalingen - door geen anderen dan de voornoemde natuurlijke personen en persoonlijke holdings wordt verkregen;
• de zeggenschap (middellijk dan wel onmiddellijk) over de persoonlijke holdings - tenzij is voldaan aan de in deze overeenkomst opgenomen voorwaarden en bepalingen - mag bij geen andere personen komen te berusten dan bij degene die van de betrokken persoonlijke holding thans enig aandeelhouder en enig directeur is;
• het treffen van een nadere regeling mede noodzakelijk is, aangezien de in de statuten van de Vennootschap opgenomen blokkeringsregeling niet op de natuurlijke personen van toepassing is, nu zij niet in persoon aandeelhouder van de Vennootschap zijn.
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN
(…)
Artikel 4 Besluiten en rechtshandelingen met gevolgen voor de zeggenschap over de Persoonlijke Holdings
1. Zolang de Persoonlijke Holdings één of meer Aandelen houden in het kapitaal van de Vennootschap zal geen van de Natuurlijke Personen, met uitzondering van [A] , - tenzij met de vooraf verkregen schriftelijke toestemming van de overige Natuurlijke Personen - enig besluit nemen en/of rechtshandeling verrichten waardoor een of meer anderen, in welke mate of vorm dan ook, zeggenschap over zijn Persoonlijke Holding kan uitoefenen, noch meewerken aan een zodanig besluit of een zodanige rechtshandeling.
(…)
Artikel 6 Verplichting tot aanbieding van de Aandelen in de Vennootschap
1. Indien zich ten aanzien van een Natuurlijk Persoon wiens Persoonlijke Holding alsdan nog Aandelen houdt in het kapitaal van de Vennootschap, een feit of omstandigheid voordoet op grond waarvan ingevolge de bepalingen van de Blokkeringsregeling zoals opgenomen in artikel 8 van de Statuten - indien hij rechtstreeks Aandelen in het kapitaal van de Vennootschap zou hebben gehouden - de verplichting ontstaat tot aanbieding van die Aandelen aan de overige aandeelhouders van de Vennootschap in gelijke delen, waaronder onder meer de volgende situaties worden begrepen:
(…)
f) indien een Natuurlijk Persoon en/of diens Persoonlijke Holding één of meer van de in artikel 4 en/of 5 opgenomen bepalingen overtreedt/overtreden of niet nakomt/nakomen, en na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft;
(…)
h) de beëindiging van de arbeidsrelatie van [Q] , [X] en/of [B] met de Vennootschap en/of een aan de Vennootschap gelieerde onderneming;
(…)
zal de betrokken Persoonlijke Holding gehouden zijn de Aandelen die zij houdt in het kapitaal van de Vennootschap aan te bieden aan de overige Aandeelhouders van de Vennootschap, mits de andere Persoonlijke Holdings op dat tijdstip nog Aandelen houden in de Vennootschap. De aanbiedende Persoonlijke Holding zal alsdan niet bevoegd zijn om zijn aanbod in te trekken.
(…)
3. In aanvulling op artikel 8 lid 3 van de statuten van de Vennootschap komen de Aandeelhouders overeen dat de prijs voor de aan te bieden aandelen overeenkomstig lid 1 van dit artikel zal worden gebaseerd op basis van de rentabiliteitswaardemethode, waarbij Partijen uit zullen gaan van een gemiddeld (geprognosticeerd) genormaliseerd resultaat na belastingen over de laatste vier boekjaren ad € 537.000 per jaar vermeerderd met een rentabiliteitsfactor van 4,5 (zegge: viereneenhalf). Partijen komen hierbij overeen dat indien het geprognosticeerde genormaliseerde resultaat na belastingen in het boekjaar waarbinnen voor één van de Aandeelhouders een verplichting tot aanbieding van de door hem gehouden aandelen in Vennootschap ontstaat minder of meer bedraagt dan € 537.000, de prijs voor de aan te bieden aandelen na vaststelling en goedkeuring van de jaarrekening van de Vennootschap over dat boekjaar zal worden herberekend. Indien voornoemde herberekening ertoe leidt dat de prijs voor de aan te bieden aandelen te laag is vastgesteld, dienen de overige aandeelhouders aan wie de aandelen zijn aangeboden ieder afzonderlijk het verschil tussen de alsdan daadwerkelijk vastgestelde prijs voor de aan te bieden aandelen en de vooraf vastgestelde prijs voor de aan te bieden aandelen binnen één maand aan de aanbiedende aandeelhouder te voldoen op een door die aandeelhouder aan te geven wijze. Indien voornoemde herberekening ertoe leidt dat de prijs van de aan te bieden aandelen te hoog is vastgesteld, dient de aanbiedende aandeelhouder het verschil tussen de vooraf vastgestelde prijs en de alsdan daadwerkelijk vastgestelde prijs voor de aan te bieden aandelen binnen één maand aan ieder van de kopende aandeelhouders te voldoen op een door ieder van de kopende aandeelhouders te bepalen wijze.
4. Onder het geprognosticeerde genormaliseerde resultaat na belastingen als genoemd in lid 2 van dit artikel wordt verstaan: het actuele geconsolideerde resultaat na belastingen van de Vennootschap en haar deelnemingen, [BV I] , [BV II] en [BV IV] i.o., vermeerderd met een gefixeerd bedrag bestaande uit rentelasten, buitengewone baten en lasten pensioenvoorziening verminderd met de financiële lasten en de vennootschapsbelasting welke verschuldigd is over voornoemde posten."
2.7.
Op 23 juli 2008 hebben [X) BV] , [Q Beheer] en [B) BV] ieder nog eens vijf aandelen in [C) BV] verkregen. Op diezelfde datum is de aandeelhoudersovereenkomst van 23 augustus 2005 aangevuld en gewijzigd. Voor zover hier van belang vermeldt deze overeenkomst (waaraan de aandeelhoudersovereenkomst van 23 augustus 2005 is gehecht):
"
Nemen in aanmerking dat:
(…)
f. Partijen - in afwijking van c.q. in aanvulling op de Aandeelhoudersovereenkomstvoorzieningenrechter: van 23 augustus 2005)
- afspraken hebben gemaakt, onder meer voor de situatie dat [A] komt te overlijden of onder curatele, dan wel diens vermogen of een deel daarvan onder enige vorm van bewind wordt gesteld, die Partijen hierbij op schrift wensen te stellen.
Komen als volgt overeen:
Artikel 1. Bepaling en betaling koopprijs Aandelen
1. Partijen komen hierbij overeen dat het bepaalde in artikel 6 lid 3 van de Aandeelhoudersovereenkomst komt te vervallen, en dat daarvoor in de plaats moet worden gelezen:
"De verplichte aanbieding ingevolge lid 1 van onderhavig artikel 6 dient te geschieden binnen 1 maanden nadat voormelde omstandigheid zich heeft voorgedaan. De koopprijs van de verplicht aangeboden aandelen, hierna te noemen: de'Aangeboden Aandelen'dient bindend te worden vastgesteld door de corporate finance adviseur of de accountant van [C) BV] van dat moment. Vorenbedoelde corporate finance adviseur of accountant zal zich bij het vaststellen van de koopprijs van de Aangeboden Aandelen dienen te baseren op de rentabiliteitswaardemethode, en zal daarbij dienen uit te gaan van:
• een gemiddeld resultaat na belastingen, al dan niet met van toepassing blijkende normalisaties, blijkend uit de vastgestelde jaarrekeningen van [C) BV] over de 4 boekjaren voorafgaand aan het boekjaar van de verplichte aanbieding;

vermeerderd met een rentabiliteitsfactor van 4,5.
De bindende vaststelling van de koopprijs van de Aangeboden Aandelen dient plaatst te vinden binnen 1 maanden nadat de corporate finance adviseur of de accountant van [C) BV] van dat moment daartoe opdracht heeft gekregen van de aanbiedende Partij en de (potentieel) overnemende Partij(en). Voor het geval dat de jaarrekening van [C) BV] over het laatste, voorafgaande boekjaar ten tijde van de verplichte aanbieding nog niet is vastgesteld, verbinden de aandeelhouders van [C) BV] zich er reeds nu toe de betreffende jaarrekening alsdan ten spoedigste vast te stellen. In dat geval zal de bindende vaststelling van de koopprijs van de Aangeboden Aandelen dienen plaats te vinden binnen 1 maand na vaststelling van de betreffende jaarrekening"
(…)
2. Partijen komen hierbij overeen dat het bepaalde in artikel 4 lid 4 van de Aandeelhoudersovereenkomst komt te vervallen, en dat daarvoor in de plaats moet worden gelezen:
[A) BV] , [B) BV] , [Q Beheer] en [X) BV] zijn zich ervan bewust dat de in dit artikel vervatte regeling in zoverre van de statutaire blokkeringsregeling van [C) BV] afwijkt, dat zij kan meebrengen dat de aanbiedende aandeelhouder een andere verkoopprijs realiseert dan zij zou kunnen verkrijgen bij toepassing van de in de statutaire blokkeringsregeling opgenomen bepaling over bindende vaststelling door deskundigen van de prijs van de Aangeboden Aandelen. Deze afwijking wordt door hen evenwel uitdrukkelijk in hun onderlinge contractuele verhoudingen aanvaard en de betreffende Partijen doen reeds nu voor alsdan afstand van hun rechten uit de statutaire blokkeringsregeling en artikel 2:195 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van vorenbedoelde koopprijsbepaling door een deskundige.
(…)
Artikel 11. Volledige overeenkomst en wijziging
(…)
2. Onderhavige overeenkomst bevat aanvullingen op c.q. afwijkingen van de Aandeelhoudersovereenkomst. Indien bepalingen in de onderhavige overeenkomst afwijken van bepalingen in de Aandeelhoudersovereenkomst, prevaleren de bepalingen in de onderhavige overeenkomst. Onderhavige overeenkomst laat de bepalingen van de tussen Partijen gesloten Aandeelhoudersovereenkomst, waar niet expliciet van wordt afgeweken, onverlet.
3. Deze overeenkomst kan uitsluitend worden gewijzigd door middel van een schriftelijke, door alle Partijen ondertekende daartoe strekkende verklaring."
2.8.
Bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders ('AvA') van 5 maart 2009 zijn [Q] , [B] en [X] benoemd tot medebestuurders van [C) BV] , waardoor haar bestuur uit vier personen bestond, te weten deze drie bestuurders en de reeds zittende bestuurder [A] .
2.9.
Op 2 juli 2010 hebben [X) BV] en [B) BV] ieder 6 extra aandelen in het kapitaal van [C) BV] verkregen. [Q Beheer] heeft haar aandelen in [C) BV] terug verkocht en op 2 juli 2010 overgedragen aan [A) BV] .
2.10.
Nadat [X) BV] en [B) BV] op 11 april 2011 ieder nog zes aandelen in [C) BV] hadden verkregen, houden zij thans ieder 32,8125% van de aandelen in [C) BV] . De overige 34,375% wordt gehouden door [A) BV] .
2.11.
Met ingang van 31 mei 2011 is de arbeidsovereenkomst tussen [X] en [BV I] met wederzijds goedvinden geëindigd. Vervolgens zijn - bij besluit van de AvA van [C) BV] van 1 juni 2011 - [B] en [X] als bestuurders van [C) BV] ontslagen, onder de gelijktijdige benoeming van [B) BV] en [X) BV] als de nieuwe statutaire (mede)bestuurders. Daarmee bestond het bestuur van [C) BV] uit [A] , [B) BV] , [X) BV] en [Q] . [Q] heeft zich in juni 2015 laten uitschrijven als bestuurder van [C) BV] .
2.12.
Op 1 juni 2011 hebben [C) BV] als opdrachtgever, [X) BV] als opdrachtnemer en [X] als natuurlijk persoon een managementovereenkomst gesloten. Hierin is - voor zover relevant - het volgende bepaald:
"NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING:
(…)
(D) Opdrachtgever wenst Opdrachtnemer de opdracht te geven als bestuurder werkzaamheden te verrichten voor Opdrachtgever en de Groep, welke opdracht Opdrachtnemer wenst te aanvaarden;
(E) Opdrachtnemer zal ter uitvoering van de opdracht de diensten van de Natuurlijk Persoon aanbieden;
(…)
EN VERKLAREN HET VOLGENDE TE ZIJN OVEREENGEKOMEN:

1.Opdracht

1.1
Opdrachtnemer is door Opdrachtgever aangetrokken en met ingang van 1 juni 2011 benoemd als bestuurder.
(…)
1.4
Behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van Opdrachtgever tot inschakeling van anderen, zal Opdrachtnemer de werkzaamheden, nodig voor de uitvoering van de in het kader van deze overeenkomst bedoelde werkzaamheden uitsluitend doen verrichten door de Natuurlijk Persoon. De Opdrachtnemer blijft altijd aansprakelijk voor de Natuurlijk Persoon.

2.Duur/opzegging

(…)
2.2
Deze overeenkomst eindigt:
(…)
b indien zich ten aanzien van de Natuurlijke Persoon of Opdrachtnemer een feit of omstandigheid voordoet op grond waarvan op grond van artikel 8 van de statuten van de Opdrachtgever - de Natuurlijke Persoon de aandelen in Opdrachtgever rechtstreeks zou hebben gehouden - of op grond van artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst de verplichting ontstaat tot aanbieding van de aandelen in het kapitaal van Opdrachtgever aan de overige aandeelhouders.
(…)

3.Vergoedingen

3.1
Ter zake van de verlening van diensten door Opdrachtnemer uit hoofde van deze overeenkomst is Opdrachtgever aan Opdrachtnemer in geval van een voltijds opdracht een allesomvattende vergoeding verschuldigd ten bedrage van EUR 195.000 per jaar, exclusief BTW (EUR 16.250 per maand, exclusief BTW). (…)”
2.13.
Voor de verkrijging van de aandelen in [C) BV] heeft [X) BV] in totaal een bedrag van € 1.585.000,-- betaald. Ter financiering daarvan heeft [X) BV] in totaal een bedrag van € 340.000,-- geleend van [A) BV] .
2.14.
Bij e-mailbericht van 14 oktober 2016 heeft [X] zich ziek gemeld bij [C) BV] .
2.15.
Bij brief van 1 november 2016 hebben [A) BV] en [B) BV] aan [C) BV] verzocht een AvA bijeen te roepen met als onderwerp het voorgenomen ontslag van [X) BV] als statutair bestuurder van [C) BV] .
2.16.
Bij brief van 1 december 2016 is [X) BV] , namens [A) BV] en [B) BV] , opgeroepen voor een AvA op 19 december 2016, met als enig agendapunt het voorgenomen ontslag van [X) BV] .
2.17.
Bij besluit van de AvA van 19 december 2016 is [X) BV] als statutair bestuurder van [C) BV] ontslagen.
2.18.
Bij brief van 20 december 2016 heeft [C) BV] - voor zover hier relevant - het volgende bericht aan [X) BV] , ter attentie van [X] :
"Op 19 december 2016 is [X) BV] door de algemene vergadering van aandeelhouders van [C) BV] ontslagen als statutair bestuurder van [C) BV] Dit ontslag heeft tot gevolg dat de management overeenkomst tussen enerzijds [C) BV] (zijnde de opdrachtgever) en anderzijds [X) BV] (zijnde de opdrachtnemer) en jou (zijnde de feitelijke uitvoerder van de opdracht ) d.d. 1 juni 2011 (…) van rechtswege is geëindigd op 19 december 2016.
Uitsluitend indien en voor zover de Managementovereenkomst op 19 december 2016 niet van rechtswege is geëindigd, wordt de Managementovereenkomst bij deze (voor zover rechtens vereist) per heden opgezegd. De Managementovereenkomst eindigt daarom hoe dan ook per heden.
Voor zover rechtens vereist bericht ik je dat de reden voor opzegging van de Managementovereenkomst is gelegen in het feit dat [X) BV] per 19 december 2016 is ontslagen als statutair bestuurder van [C) BV] Een tweede, zelfstandige reden voor opzegging, is het feit dat [X) BV] in de afgelopen jaren onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan haar taken op basis van de Managementovereenkomst.”
2.19.
Op 23 december 2016 heeft [X) BV] het ontslagbesluit vernietigd wegens strijd met artikel 2:8 juncto artikel 2:15 van het Burgerlijk Wetboek ('BW'). Voorts heeft [X) BV] zich in die brief op het standpunt gesteld dat de opzegging van de managementovereenkomst nietig dan wel onrechtmatig is.
2.20.
[X) BV] heeft op 8 maart 2017 [C) BV] , [A) BV] en [B) BV] gedagvaard om te verschijnen ter zitting van deze rechtbank. Daarbij vorderde zij - onder meer - (i) [A) BV] en [B) BV] , op de voet van artikel 2:343 BW, te veroordelen tot overname van de door haar gehouden aandelen in [C) BV] tegen een nader door de rechtbank te bepalen prijs, (ii) [C) BV] te veroordelen tot betaling van de managementvergoeding over de periode van 1 november 2016 tot en met 21 december 2016 en (iii) [C) BV] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 232.742,-- als schadevergoeding wegens de beëindiging van de managementovereenkomst. In die procedure werd in onvoorwaardelijke reconventie gevorderd [X) BV] te veroordelen tot betaling aan [C) BV] van een bedrag van € 16.385,42 wegens onverschuldigd betaalde managementvergoeding en een bedrag van € 311.682,84 ter zake van terugbetaling van de geldleningen op grond van wanprestatie van de zijde van [X) BV] .
2.21.
Bij vonnis van 31 januari 2018 heeft de rechtbank de hiervoor vermelde conventionele vorderingen van [X) BV] afgewezen en de hiervoor vermelde reconventionele vorderingen - uitvoerbaar bij voorraad - toegewezen, met veroordeling van [X) BV] in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie.
2.22.
De accountant van [C) BV] , [SCAB] te [plaats 3] (hierna 'SCAB') heeft op 23 maart 2018 - buiten [X) BV] om - bepaald dat de waarde van de door [X) BV] in [A] gehouden aandelen negatief is.
2.23.
Op 7 mei 2018 heeft [X] , als bestuurder van [X) BV] , een schriftelijke
"Volmacht voor alle rechtshandelingen"gegeven aan zijn echtgenote, [Y] (hierna ' [Y] ') om namens [X) BV] het onderhavige kort geding bij te wonen, daarin het woord te voeren en al datgene te doen wat haar gewenst voorkomt. Voorts omvat de volmacht de volgende onderwerpen:
"vragen en bezwaren van [X) BV] ten aanzien van de vaststellen van de jaarrekeningen 2015, 2016 en 2017 en de dechargeverlening van bestuurders over voornoemde boekjaren, zorgen omtrent het beleid van [C) BV] , de voorgenomen gang naar de Ondernemingskamer door [X) BV] en verder alle rechtshandelingen voor [X) BV] en dhr. Ing. [X] . Waaronder verzoeken doen aan het bestuur, om een Algehele vergadering van Aandeelhouders uit te roepen."
2.24.
[X) BV] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van deze rechtbank van 31 januari 2018.
2.25.
Bij brief van 22 mei 2018 heeft [X) BV] aan [C) BV] verzocht om het bepalen van een AvA. Hierin vraagt zij ook om haar per omgaande, dan wel uiterlijk vijf werkdagen voorafgaand aan de AvA, verschillende stukken te verstrekken.
2.26.
Op 22, dan wel 23 mei 2018 heeft [X) BV] een verzoekschrift ingediend bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. Hierin verzoekt zij op grond van artikel 2:345 BW een onderzoek te gelasten naar het beleid en de gang van zaken binnen [C) BV] . Tevens verzoekt zij op grond van artikel 2:349a BW onmiddellijke voorzieningen te treffen in die zin dat (i) [A] en [B) BV] worden geschorst als bestuurders van [C) BV] , (ii) [D] , de echtgenoot van [B] , als feitelijk bestuurder van [C) BV] wordt geschorst en (iii) een tijdelijke bestuurder wordt benoemd die wordt belast met het bestuur van [C) BV] .

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[A) BV cs] vorderen, zakelijk weergegeven:
primair
I. [X) BV] - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te veroordelen mee te werken aan het aanbieden van haar aandelen in [C) BV] aan [A) BV] en/of [B) BV] tegen een prijs van € 1,--;
subsidiair
II. [X) BV] - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te veroordelen om (i) SCAB opdracht te geven tot een bindende vaststelling van de koopprijs van voormelde aandelen en (ii) mee te werken aan het aanbieden en leveren van die aandelen aan [A) BV] en/of [B) BV] tegen de nader door SCAB vastgestelde prijs;
III. [X) BV] te veroordelen in de helft van de kosten van die bindende vaststelling door SCAB, te vermeerderen met de wettelijke rente;
een en ander met veroordeling van [X) BV] in de helft van de notariskosten verbonden aan de beoogde aandelenoverdracht, alsmede in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voeren [A) BV cs] - samengevat - het volgende aan, althans zo begrijpt de voorzieningenrechter.
Als gevolg van het ontslag van [X) BV] als bestuurder van [C) BV] op 19 december 2016 en de daarop volgende beëindiging van de managementovereenkomst op 20 december 2016 is [X) BV] - mede gelet op de achterliggende bedoeling dat het aandeelhouderschap van [C) BV] onlosmakelijk verbonden is aan het verrichten van werkzaamheden door [X] binnen het [A-concern] - op grond van het bepaalde in artikel 6 lid 1 onder h van de aandeelhoudersovereenkomst van 23 augustus 2005, dan wel artikel 6:2 lid 1 BW juncto artikel 6:248 lid 1 BW, verplicht haar aandelen in [C) BV] aan te bieden aan [A) BV] en/of [B) BV] tegen de door SCAB, de accountant van [C) BV] , vastgestelde prijs. SCAB heeft - geheel overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 lid 1 van de aandeelhoudersovereenkomst van 23 juli 2008 - bepaald dat de waarde van de door [X) BV] gehouden aandelen negatief/nihil is. Voorts volgt de aanbiedingsplicht van [X) BV] uit de op 7 mei 2018 door haar - zonder schriftelijke toestemming vooraf van [A] en [B] - aan [Y] verstrekte volmacht. Daarmee heeft [X] immers zijn zeggenschap over [X) BV] overgedragen aan zijn echtgenote en is [X) BV] op grond van de artikelen 4 lid 1 en 6 lid 1 onder f van de aandeelhoudersovereenkomst van 23 augustus 2005 gehouden haar aandelen in [C) BV] over te dragen aan [A) BV] en/of [B) BV] . [X) BV] weigert echter ten onrechte aan haar verplichting tot aanbieding van de aandelen te voldoen.
Voor zover moet worden geoordeeld dat aan de waardebepaling van de aandelen door SCAB moet worden voorbijgegaan, omdat deze niet in opdracht van c.q. buiten [X) BV] om heeft plaatsgevonden, moet [X) BV] worden veroordeeld om aan SCAB opdracht te geven tot een bindende vaststelling van de waarde van haar aandelen in [C) BV] en mee te werken aan het aanbieden en leveren van die aandelen aan [A) BV] en/of [B) BV] tegen de nader door SCAB vast te stellen prijs.
3.3.
[X) BV] voert gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.
In reconventie
3.4.
[X) BV] vordert afschriften van:
(i) de prognose(s) over de jaren 2018 tot en met 2021 van het [A-concern] , althans [C) BV] , inclusief alle (financiële) stukken die daaraan ten grondslag liggen, voor zover deze bestaan;
(ii) alle (financiële) stukken van het [A-concern] , althans [C) BV] , die betrekking hebben op het boekjaar 2015, althans de stukken die ten grondslag lagen aan de jaarrekening 2015;
(iii) alle (financiële) stukken van het [A-concern] , althans [C) BV] , die betrekking hebben op het boekjaar 2016, althans de stukken die ten grondslag lagen aan de jaarrekening 2016;
(iv) alle (financiële) stukken van het [A-concern] , althans [C) BV] , die betrekking hebben op het boekjaar 2017, althans de stukken die ten grondslag lagen aan de jaarrekening 2017;
een en ander met veroordeling van [A) BV cs] in de proces- en nakosten.
3.5.
Daartoe voert [X) BV] - samengevat - het volgende aan.
[X) BV] heeft recht op de door haar verlangde stukken op grond van artikel 843a van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ('Rv'). Zij heeft deze nodig om in de thans aanhangige appelzaak naar aanleiding van het vonnis van deze rechtbank van 31 januari 2018 een deugdelijke/reële waardering van haar aandelen in [C) BV] te kunnen laten uitvoeren.
3.6.
[A) BV cs] voeren gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

In conventie
4.1.
Zoals hiervoor onder 3.1 aangegeven stellen [A) BV cs] zich op het standpunt dat [X) BV] gehouden is de door haar gehouden aandelen in [C) BV] aan (één van) hen aan te bieden op grond van zowel artikel 6 lid 1 onder h als de artikelen 4 lid 1 en 6 lid 1 onder f van de aandeelhoudersovereenkomst van 23 augustus 2005, dan wel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Volgens hen moet [X) BV] in dit kort geding daartoe worden gedwongen, omdat de huidige situatie de bedrijfsvoering van [C) BV] belemmert.
4.2.
Toewijzing van (één van) de vorderingen van [A) BV cs] betekent dat [X) BV] haar, voor een totaalbedrag van € 1.585.000,-- aangeschafte, aandelen in [C) BV] kwijtraakt tegen een prijs van € 1,--, dan wel een nader - wederom - door SCAB vast te stellen prijs. Gelet op het ingrijpende en verstrekkende - en wellicht zelfs definitieve - karakter van die vorderingen dient de voorzieningenrechter in kort geding bij de beoordeling daarvan grote terughoudendheid te betrachten en komen die vorderingen enkel voor toewijzing in aanmerking indien sprake is van een (zeer) uitzonderlijke situatie. Hiervan is alleen sprake wanneer de omstandigheden van het geval een direct ingrijpen van de voorzieningenrechter vereisen teneinde het voortbestaan van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming(en) te waarborgen.
4.3.
Naar het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter doet een dergelijke uitzonderlijke - spoedeisende - situatie zich hier niet voor. Dat de continuïteit van [C) BV] in gevaar is, dan wel haar bedrijfsvoering is lamgelegd, is in ieder geval niet aannemelijk geworden. [X) BV] is immers slechts minderheidsaandeelhouder. Voor zover [X) BV] , als aandeelhouder, van [A] en [B) BV] afwijkend stemgedrag zou vertonen, hebben laatstgenoemden een meerderheidsbelang, zodat besluitvorming binnen de AvA kan plaatsvinden. Van een impasse c.q. patstelling is dus geen sprake. Dat het - al dan niet vooralsnog - aanblijven van [X) BV] als aandeelhouder als ongewenst en lastig wordt ervaren door [A) BV cs] , doordat [X) BV] (i) recht blijft houden op dividend, terwijl [X] geen werkzaamheden meer verricht voor [C) BV] , (ii) AvA's kan bijeenroepen, (iii) een statutenwijziging kan tegenhouden, (iv) (volgens [A) BV cs] ) onzinnige, niet-onderbouwde en suggestieve vragen stelt en (v) inlichtingen verlangt, leidt niet tot een ander oordeel. Mede gelet op hetgeen hiervoor al is overwogen, kan op grond daarvan niet ervan worden uitgegaan dat de continuïteit van [C) BV] in gevaar is. Te minder nu gesteld noch gebleken is dat het voornemen bestaat om de statuten van [C) BV] te wijzigen. Bovendien kan niet worden aangenomen dat een eventuele opvolging van [A] binnen het [A-concern] niet kan worden uitgevoerd in een situatie dat [X) BV] minderheidsaandeelhouder is.
4.4.
Reeds op grond van het voorgaande stranden de vorderingen van [A) BV cs] . Daarmee kan in het midden blijven of [X) BV] op grond van de aandeelhoudersovereenkomst van 23 augustus 2005, dan wel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, verplicht is haar aandelen in [C) BV] aan te bieden aan [A) BV] en/of [B) BV] , welke aanbiedingsplicht [X) BV] overigens gemotiveerd betwist. Dit laatste geldt ook voor de waarderingsmethode van de aandelen in [C) BV] die volgens [A) BV cs] moet worden toegepast. Over een en ander zal de bodemrechter zich moeten uitspreken.
4.5.
De vorderingen van [A) BV cs] zullen dan ook worden afgewezen.
4.6.
[A) BV cs] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).
In reconventie
4.7.
De vordering van [X) BV] ex artikel 843a Rv komt evenmin voor toewijzing in aanmerking. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is namelijk niet aannemelijk geworden dat [X) BV] daarbij een (spoedeisend) belang heeft. Daarvoor is het volgende van belang.
4.8.
In haar brief van 22 mei 2018, waarin [X) BV] om het bijeenroepen van een AvA verzoekt, heeft zij in feite om dezelfde stukken gevraagd als in het kader van de onderhavige vordering. In die brief heeft [X) BV] een termijn gesteld waarbinnen de stukken aan haar dienen te worden verstrekt. Deze termijn was ten tijde van de mondelinge behandeling nog niet verstreken, terwijl onbekend is hoe [C) BV] op het verzoek zal beslissen. In die situatie valt niet in te zien waarom - vooruitlopend op de beslissing van [C) BV] - in kort geding al zou moeten worden beslist dat de stukken aan [X) BV] moeten worden verstrekt.
4.9.
Daar komt bij dat [X) BV] stelt belang te hebben bij de stukken teneinde een deugdelijke/reële waardering van haar aandelen in [C) BV] te kunnen laten uitvoeren, waarop zij zich in haar memorie van grieven in de appelprocedure naar aanleiding van het vonnis van deze rechtbank van 31 januari 2018 kan beroepen. Voor zover hier van belang vorderde [X) BV] in eerste aanleg echter - ex artikel 2:343 BW -veroordeling van [A) BV cs] om de door haar gehouden aandelen in [C) BV] over te nemen tegen een nader door de rechtbank te bepalen prijs, welke vordering in het door haar bestreden vonnis is afgewezen. De vordering tot waardering van de aandelen door de rechter ligt thans ter beoordeling voor in hoger beroep. Daarmee is het dus niet aan [X) BV] om al in haar memorie van grieven de waarde van de aandelen aan te tonen. Allereerst zal het gerechtshof de vraag moeten beantwoorden of [X) BV] aanbiedingsplichtig is, waarna het gerechtshof - bij een positieve beantwoording van die vraag - zelfstandig een oordeel zal moeten geven over de waarde van de aandelen. Aangenomen moet worden, althans niet kan worden uitgesloten, dat het gerechtshof daartoe een deskundigenbericht zal gelasten, waarover beide partijen zich kunnen uitlaten. Bij die stand van zaken valt niet in te zien waarom [X) BV] thans met spoed in het bezit zou moeten worden gesteld van de verlangde stukken.
4.10.
Daarbij wordt nog in het midden gelaten of [X) BV] haar vordering niet tegen [C) BV] - die hier geen partij is - had moeten instellen.
4.11.
Tot slot merkt de voorzieningenrechter ten overvloede nog op dat [X) BV] op de zitting heeft aangevoerd dat in de door haar aanhangig gemaakte procedure bij de Ondernemingskamer dezelfde verwijten aan de orde zijn als in het onderhavige geschil. Aangenomen moet worden dat, voor zover de Ondernemingskamer in die procedure de door [X) BV] gevorderde stukken van belang acht, deze daartoe de nodige maatregelen zal nemen. Hierop kan in kort geding niet worden vooruitgelopen.
4.12.
[X) BV] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [A) BV cs] af;
5.2.
veroordeelt [A) BV cs] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [X) BV] begroot op € 1.606,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 626,-- aan griffierecht;
In reconventie
5.3.
wijst de vordering van [X) BV] af;
5.4.
veroordeelt [X) BV] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [A) BV cs] begroot op € 490,--, aan salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2018.
jvl