ECLI:NL:RBDHA:2018:6753

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
09/818442-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak met meerdere diefstallen en verzet tegen ambtenaren

In deze jeugdstrafzaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in een complexe zaak met meerdere tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal, heling en verzet tegen ambtenaren. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van gestolen goederen, waaronder een snorfiets en mobiele telefoons, en van het verzetten tegen de aanhouding door HTM-controleurs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een snorfiets en diefstal van mobiele telefoons, maar sprak hem vrij van enkele andere feiten, waaronder de heling van een kentekenplaat. De rechtbank heeft de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd van 40 dagen, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door de jeugdreclassering en deelname aan een behandelprogramma. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de zorgen over zijn gedrag en vriendenkring. De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van de diefstallen.

Uitspraak

Rechtbank Den HaAg

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/818442-16
Tul 09/827165-15
Datum uitspraak: 7 juni 2018
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres 1]
[adres 4] 149, 2582 HJ te Den Haag .

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen met gesloten deuren van 29 januari 2018 en
24 mei 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Achahbar en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H.P.J. van der Eerden, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2. De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 juli 2016 te 's-Gravenhage, een goed te weten een snorfiets van het merk KYMCO
(met [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 24 juli 2016 te 's-Gravenhage, een goed te weten een kentekenplaat met opschift [kenteken] heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
ter berechting gevoegd: 797346-16
hij op of omstreeks 12 februari 2016 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een of meerdere mobiele telefoons (Apple iPhone 5S en/of Samsung galaxy S6), in elk geval enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2016 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten twee, althans een of meerdere mobiele telefoons (Apple iPhone 5S en/of Samsung galaxy S6) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
ter berechting gevoegd: 016772-16
hij op of omstreeks 25 januari 2016 te 's-Gravenhage,zich met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] (bijzondere opsporingsambtenaren in dienst van HTM Personenvervoer N.V.), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten de aanhouding van de verdachte, door:
- de voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) te duwen en/of
- zijn arm(en) in de tegenovergestelde richting te trekken dan waarin de voornoemde opsporingsambtena(a)r(en)
de verdachte wilde brengen;
6.
ter berechting gevoegd: 050746-15
hij op of omstreeks 15 maart 2015 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen Scooter (merk: Vespa, kleur:zwart, [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, toen en aldaar het slot van voornoemde scooter heeft geforceerd door daar een schroef in te draaien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
ter berechting wordt gevoegd: 777070-16
hij op of omstreeks 07 maart 2016 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Spirit, type Urban Transport), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking/valse sleutels (te weten door het slot van de fiets te forceren/open te breken/te openen met een valse sleutel);
8.
ter berechting gevoegd: 817654-16
hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2016 tot en met 29 maart 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een snorfiets (merk: Puch), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen snorfiets onder
zijn/hun bereik te hebben gebracht door:
- met een schroevendraaier en (klauw)hamer het contactslot te verwijderen;
9.
hij op of omstreeks 5 februari 2017 te 's-Gravenhage, een goed te weten een (grijze) Batavus Stadsfiets heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3. Bewijsoverwegingen

3.1 Inleiding
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte voornoemde feiten heeft gepleegd.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1, 2, 3 primair, 5, 6, 7, 8 en 9 heeft begaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 2 en 3, primair en subsidiair, vrijspraak bepleit en zich ten aanzien van de feiten 1, 5, 6, 7, 8 en 9 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 [1]
Op 24 juli 2016 omstreeks 15.05 uur rijdt [verbalisant] , belast met motorsurveillance, op [adres 2] te Den Haag als hij een oud scootertje ziet rijden. Hij ziet dat de scooter een zachte band en flink wat beschadigingen heeft. Hij houdt de bestuurder, die later de verdachte blijkt te zijn, aan. De verdachte kan desgevraagd geen rijbewijs, noch een geldig legitimatiebewijs overhandigen.
De verdachte springt van de scooter en gaat er vandoor. De verbalisant gaat achter de verdachte aan en houdt hem vervolgens aan. De verdachte werkt niet mee. De verbalisant heeft gezien dat er geen sleutel in de scooter zit. [2]
Rond 16.40 uur gaat verbalisant op zoek naar de achtergelaten scooter. Hij treft de scooter aan op de [adres 5] te Den Haag. Het contactslot is geforceerd. [3] De scooter is voorzien van [kenteken] . Het [Framenummer] komt niet overeen met het kenteken. [4]
De kentekenplaat van de scooter met [kenteken] is tussen maandag 11 juli 2016 te 17.00 uur en maandag 18 juli 2016 weggenomen bij een woning gelegen aan de [adres 6] te Den Haag. [5]
De kentekenplaat die bij voornoemd framenummer hoort, is [kenteken] .
De scooter met kenteken [kenteken] is op zondag 10 juli 2016 tussen 11.00 uur en 21.00 uur weggenomen uit de portiek van een woning gelegen aan het [adres 3] te
Den Haag. [6] [Aangever] herkent de scooter die de politie op 24 juli 2016 heeft aangetroffen als de zijne. [7]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de scooter had geleend van een vriend van hem, dat hij niet heeft gekeken of er een sleutel in de scooter zat omdat de vriend de scooter met de kickstart heeft gestart en dat hij niet wist dat de scooter gestolen was.
Voorts heeft hij verklaard dat hij het kenteken niet heeft gestolen. [8]
Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij wel wist dat de scooter gestolen was, maar niet dat de kentekenplaat gestolen was. [9]
Ter terechtzitting van 24 mei 2018 heeft de verdachte verklaard dat het allemaal te lang geleden is en dat hij niet meer weet wat er die dag is gebeurd.
De rechtbank houdt de verdachte aan zijn verklaring bij de rechter-commissaris op 27 juli 2016 en acht, mede bezien en in samenhang met de overige genoemde bewijsmiddelen, bewezen dat de verdachte feit 1, te weten de opzetheling van de snorfiets heeft begaan.
De rechtbank kan uit voornoemde bewijsmiddelen echter niet afleiden dat wettig en overtuigend bewezen is, dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de opzet- danwel schuldheling van de kentekenplaat met nummer [kenteken] . Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat de kentekenplaat welke op de scooter was bevestigd, van enig misdrijf afkomstig was.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van feit 2.
Ten aanzien van feit 3 (parketnummer 09/797346-16 t.b.g.) [10]
Op 12 februari 2016 worden er op het [school] te Den Haag tijdens de pauze uit de verzamelbak, bestemd voor mobiele telefoons, twee mobiele telefoons weggenomen.
Het betreft een witte iPhone 5s, toebehorende aan [slachtoffer 1] [11] en een goudkleurige Samsung Galaxy S6, toebehorende aan [slachtoffer 2] [12] .
[getuige 1] , docent op het [school] te Den Haag, bevindt zich op 12 februari 2016 omstreeks 12.30 uur in een leslokaal van het [school] als hij ziet dat tijdens de pauze drie personen, die hij kent als [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , naar de bak lopen waarin de voor de les in te leveren mobiele telefoons worden bewaard. Na de les blijken er twee mobiele telefoons te zijn verdwenen. In een gesprek met [medeverdachte 2] , waarbij ook zijn moeder en de directeur van de school aanwezig zijn, zegt [medeverdachte 2] dat hij en [verdachte] beide een telefoon hebben weggenomen en dat hij de telefoon daarna aan [medeverdachte 1] heeft gegeven. [13]
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart bij de politie dat hij van [verdachte] een goudkleurige Samsung Galaxy 6, in zijn handen kreeg en dat hij die heeft doorgegeven aan [medeverdachte 1] . . [verdachte] had die telefoon uit de bak met telefoons gepakt. Dit was van tevoren
afgesproken. [14]
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat hij een iPhone 4 of 5 bij [medeverdachte 2] heeft gezien en een grote telefoon, beetje goud van kleur, bij [verdachte] . [15]
De verdachte ontkent bij de politie de diefstal van de telefoons. Als verbalisant hem een whatsappgesprek voorhoudt met zijn ex-vriendin [Naam] , waarin de verdachte haar een iPhone 5 te koop aanbiedt, verklaart de verdachte dat hij deze witte iPhone van [medeverdachte 2] hadgekregen om te verkopen en dat hij, zodra hij de telefoon aanzette, zag dat hij gestolen was en dat hij van [slachtoffer 6] was. [16]
Ter terechtzitting van 24 mei 2018 verklaart de verdachte dat hij zich kan herinneren dat hij inderdaad in het bewuste lokaal aanwezig was. [17]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.
Ten aanzien van feit 5 (parketnummer 09/016772-16 t.b.g.) [18]
Op maandag 25 januari 2016, omstreeks 15.00 uur, zijn HTM medewerkers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] belast met de controledienst op tramlijn 12 in Den Haag. [slachtoffer 5] vraagt aan een drietal jongens naar hun vervoersbewijs. De verdachte draait zich weg en reageert niet op het verzoek. De verdachte wordt drie maal verzocht zijn vervoersbewijs te tonen. Daarna wordt de verdachte staande gehouden en wordt twee maal naar zijn identiteitsbewijs gevraagd. De verdachte reageert hier weer niet op en daarop wordt de verdachte aangehouden.
Na zijn aanhouding wil de verdachte opeens zijn identiteitsbewijs tonen, maar dat is te laat. De verdachte zou door de ondersteuningsbus van de HTM worden opgehaald en vervoerd worden naar het politiebureau. Tegen de verdachte wordt gezegd dat hij moet meewerken, waarop de verdachte zegt: ”Ik ga niet meewerken”. [slachtoffer 5] deelt de verdachte mede dat de controleurs geweldsbevoegd zijn en hem zullen boeien als hij niet meewerkt. De verdachte zegt daarop: “Hoe wil je dat doen dan, boei me dan.”
De verdachte daagt de controleurs uit door te zeggen: “kijken of jullie mij kunnen boeien.”
Hierop voelt [slachtoffer 5] dat de verdacht hem probeert weg te duwen met enige kracht, kennelijk om naar de deur te gaan om te vluchten. [slachtoffer 5] houdt de verdachte vast om hem de transportboeien om te doen. [slachtoffer 5] voelt en ziet dat de verdachte met grove kracht zijn arm in de tegenovergestelde richting weg probeert te trekken. Hierop pakt [slachtoffer 4] de verdachte ook bij zijn rechterarm beet. De controleurs voelen dat de verdachte zich hevig verzet tegen het boeien door met veel kracht in de tegenovergestelde richting waarin zij hem willen brengen te bewegen. [19]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij geen OV-kaart had, dat hij zijn identiteitsbewijs niet wilde geven aan de controleur en dat hij niet wilde meewerken. Hij bleef gewoon staan bij de eindhalte en duwde terug toen hij werd geduwd. Volgens de verdachte voelde hij de hele tijd iemand in zijn oog duwen. Volgens de verdachte waren er drie of vier personen die hem onder controle probeerden te krijgen en hebben ze hem uiteindelijk gepakt. [20]
Op de camerabeelden is te zien dat controleurs een controle in de tram uitvoeren en dat een jongen op een gegeven moment met zijn beide armen gespreid staat en door meerdere HTM-controleurs onder controle wordt gebracht. [21]
De verdachte heeft ter terechtzitting op 24 mei 2018 nog verklaard dat hij iemand vastpakt als iemand hém vastpakt. [22]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.
Ten aanzien van feit 6 (parketnummer 09/050746-15 t.b.g.) [23]
Op 15 maart 2015 omstreeks 17.50 uur kijkt [getuige 2] uit het raam van haar woning aan de [adres 7] te Voorburg en ziet dat twee jongens aan het slot van de scooter van haar buurman staan te rommelen.
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring, door de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
24 mei 2018;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2015,
inhoudende de verklaring van [slachtoffer 6] , met bijlagen (p. 192-197);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte
d.d. 15 maart 2015 (p. 183-185).
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde feit heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.
Ten aanzien van feit 7 (parketnummer 09/777070-16 t.b.g.) [24]
Op 7 maart 2016 tussen 15.30 en 16.00 uur wordt de fiets (merk Spirit, type Urban Transport) van [slachtoffer 7] weggenomen op het [adres 4] te Den Haag ter hoogte van de Albert Heijn. Het slot van de fiets is geforceerd.
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte
d.d. 7 maart 2016, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 243-250);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 maart 2016,
inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7] (p. 225-226);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte
d.d. 7 maart 2016 (p. 230-232);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2016
(p. 241).
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 7 ten laste gelegde feit heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.
Ten aanzien van feit 8 (parketnummer 09/817654-16 t.b.g.) [25]
Tussen 28 maart 2016 te 24.00 uur en 29 maart 2016 19.00 uur wordt er een scooter (Puch Zip, met [kenteken] ) voor de deur van het [adres 8] te Den Haag weggenomen. De scooter was afgesloten met een stuurslot en een zwaar slot door het achterwiel.
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte
d.d. 2 april 2016, inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] (p. 268-274);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 maart 2016,
inhoudende de verklaring van [slachtoffer 8] (p. 257-259);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte
d.d. 2 april 2016 (p. 260-262);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2016
(p. 279).
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 8 ten laste gelegde feit heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze, met dien verstande dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het bestanddeel “tezamen en in vereniging met een ander of anderen”.
Ten aanzien van feit 9 (parketnummer 09/817654-16 t.b.g.) [26]
Op 5 februari 2017 rond 12.05 uur wordt de verdachte op de [adres 4] te Den Haag aangehouden wegens verdenking van het overtreden van zijn schorsingsvoorwaarden. Hij rijdt op een fiets die gestolen blijkt te zijn. Het slot van de fiets staat open, terwijl er geen sleutel in het slot zit.
De verdachte heeft ter zitting van 24 mei 2018 verklaard dat hij de fiets heeft geleend van een jongen en dat hij hem, zodra hij de politie zag, heeft weggegooid. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de fiets gestolen was.
Gelet op deze verklaring van de verdachte, bezien in samenhang met de aangifte van
[slachtoffer 9] (p. 311-312), het proces-verbaal van aanhouding gesignaleerde (p. 300-303) en een proces-verbaal van bevindingen (p. 308-309) is de rechtbank van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was en dat de schuldheling wettig en overtuigend bewezen zou kunnen worden verklaard.
Nu deze variant van de heling echter niet in de tenlastelegging is opgenomen, en het wettig bewijs voor de opzetheling ontbreekt, dient de verdachte van het onder 9 ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij op 24 juli 2016 te ’s-Gravenhage een goed, te weten een snorfiets van het merk KYMCO (met [kenteken] ), heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
ter berechting gevoegd: 797346-16
hij op 12 februari 2016 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee mobiele telefoons (Apple iPhone 5S en Samsung Galaxy S6), toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
5.
ter berechting gevoegd: 016772-16
hij op 25 januari 2016 te 's-Gravenhage zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [slachtoffer 5] en P.M. [slachtoffer 4] (bijzondere opsporingsambtenaren in dienst van HTM Personenvervoer N.V.), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding van de verdachte, door:
- de voornoemde opsporingsambtenaar te duwen en
- zijn armen in de tegenovergestelde richting te trekken dan waarin de voornoemde opsporingsambtenaren
de verdachte wilde
nbrengen;
6.
ter berechting gevoegd: 050746-15
hij op 15 maart 2015 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
een scooter (merk: Vespa, kleur: zwart, [kenteken] ), toebehorende aan [slachtoffer 6] , toen en aldaar het slot van voornoemde scooter heeft geforceerd door daar een schroef in te draaien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
ter berechting wordt gevoegd: 777070-16
hij op 07 maart 2016 te 's-Gravenhage, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Spirit, type Urban Transport), toebehorende aan [slachtoffer 7] , waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak (te weten door het slot van de fiets te forceren);
8.
ter berechting gevoegd: 817654-16
hij in de periode van 28 maart 2016 tot en met 29 maart 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een snorfiets (merk: Puch), toebehorende aan [slachtoffer 8] , zulks na die weg te nemen snorfiets onder zijn bereik te hebben gebracht door:
- met een schroevendraaier en (klauw)hamer het contactslot te verwijderen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4. De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5. De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6. De straf/maatregel

6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 40 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 21 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht, het wonen in het Logeerhuis, gelegen aan de Frankenslag te Den Haag van Stichting Jeugdformaat of een soortgelijke instelling, het meewerken aan coaching van Welzijn E25, het hebben van een zinvolle dagbesteding en het volgen van een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er met diverse omstandigheden rekening moet worden gehouden bij de strafoplegging. De raadsman heeft ten eerste aangegeven dat het oude feiten betreft, soms al wel drie jaren oud, terwijl het geen ernstige feiten betreft en de meeste feiten in een relatief kort tijdsbestek zijn gepleegd. Ook dient, aldus de raadsman, met de opvoeding en het IQ van de verdachte rekening te worden gehouden alsook met de eerder gesloten plaatsingen van de verdachte. De raadsman heeft zich niet expliciet over de door de officier van justitie gevorderde straf uitgelaten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van twee mobiele telefoons. Voorts heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets, een snorfiets en een poging tot het wegnemen van een scooter.
Door het wegnemen van deze goederen of de poging daartoe, heeft de verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en de schade die de eigenaren hebben geleden. Ook de heling van een snorfiets, waar de verdachte zich schuldig aan heeft gemaakt, is een verwerpelijk feit. De diefstal van goederen wordt bevorderd door het kennelijke gemak waarmee gestolen goederen worden geheeld.
Dat de verdachte zich voorts bij zijn aanhouding door twee HTM-controleurs heeft verzet, neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor het gezag van bijzondere opsporingsambtenaren in dienst van de HTM. Zij moeten hun werk kunnen doen zonder daarbij op een agressieve manier te worden tegengewerkt. Dit geldt temeer nu de aanleiding van zijn staande houding was gelegen in het feit dat de verdachte zich zonder geldig vervoersbewijs in de tram bevond.
De persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 mei 2018, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke en andere feiten.
Van deze eerdere deels voorwaardelijke veroordeling is geen enkele preventieve werking uitgegaan, nu de verdachte zich gedurende de hieraan verbonden proeftijd schuldig heeft gemaakt aan de thans bewezenverklaarde feiten.
Gelet op deze eerdere veroordeling d.d. 31 december 2015 is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing, nu één van de thans bewezenverklaarde feiten van 15 maart 2015 dateert.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten betreffende de persoon van de verdachte, waaronder het laatste rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) d.d. 23 januari 2018.
Blijkens dit rapport zijn er grote zorgen over de vrienden van de verdachte, zijn gedrag en middelengebruik. De verdachte heeft voorts in het verleden agressief gedrag laten zien en heeft nog andere gedragsproblemen. Gebleken is dat het voor de verdachte, als er geen toezicht is, lastig is om op het rechte pad te blijven en zijn focus op de toekomst en positief gedrag te houden.
Geadviseerd wordt aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen als stevige stok achter de deur, met als bijzondere voorwaarden het volgen van onderwijs of een andere zinvolle dagbesteding en een behandelverplichting. De verdachte moet beseffen dat hij betere keuzes moet gaan maken en beter moet communiceren om te voorkomen dat hij opnieuw in detentie komt en een zijn strafblad nog verder groeit. Anders zal hij zijn toekomstmogelijkheden nog meer beperken.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging wordt geadviseerd deze ten dele ten uitvoer te leggen, met instandhouding van de voorwaarden.
Van de zijde van de Raad is ter terechtzitting van 24 mei 2018 in aanvulling op eerdergenoemd rapport meegedeeld dat een positieve ontwikkeling zichtbaar is en dat daarom thans het opleggen van een geheel voorwaardelijke jeugddetentie wordt geadviseerd met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht, het wonen bij Frankenslag van Stichting Jeugdformaat of een soortgelijke instelling, het meewerken aan coaching van Welzijn E25, het hebben van een zinvolle dagbesteding en het volgen van een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging wordt thans geadviseerd de voorwaardelijke taakstraf geheel ten uitvoer te leggen.
Van de zijde van de jeugdreclassering is eveneens ter terechtzitting van 24 mei 2018 aangegeven dat de verdachte veel heeft meegemaakt en enige tijd uit beeld is geweest van de hulpverlening. Uiteindelijk heeft hij zelf weer contact gezocht, om hulp gevraagd en laten zien dat hij zijn afspraken zoveel als voor hem mogelijk is, nakomt. Dit wordt als positief benoemd. De verdachte heeft thans een vaste woonplek bij Stichting Jeugdformaat, wordt begeleid door een coach van Welzijn E25, heeft een dagbesteding bij Trix, , en een bijbaan als ontruimer. Ook maakt hij veel muziek en is hij gemotiveerd iets van zijn toekomst te maken.
Voorts is nog meegedeeld dat de jeugdreclassering zich aansluit bij het advies van de Raad, maar dat het volgen van een behandeling bij De Waag pas op termijn zal worden ingezet. Dit zal dan zijn op het gebied van impulscontrole en het maken van goede keuzes.
Desgevraagd is nog meegedeeld dat de verdachte is aangemeld voor Vast en Verder van het Leger des Heils, maar dat voor plaatsing in dit woontrainingsprogramma een wachtlijst van een jaar bestaat. Een proeftijd van twee jaren is dan ook aangewezen, mede omdat de jeugdreclassering de regie over het leven van de verdachte wil blijven voeren.
De op te leggen straf
Met de officier van justitie en de verdediging betreurt de rechtbank het dat de strafprocedure met betrekking tot de thans bewezenverklaarde feiten niet eerder tot een afronding is gekomen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van feit 6 als onderdeel van een transactie met het Openbaar Ministerie al een werkstraf van 20 uren heeft verricht. Het andere deel van de transactie, de betaling van een bedrag van € 80,- aan de benadeelde, is de verdachte echter niet nagekomen, om welke reden de rechtbank thans over ook feit 6 dient te oordelen.
De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van de feiten, de justitiële geschiedenis van de verdachte, de oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen, de toelichting ter zitting van de zijde van de jeugdreclassering en het advies van de Raad.
De rechtbank zal de verdachte een jeugddetentie van na te melden duur opleggen.
Teneinde de verdachte in de toekomst van het plegen van strafbare te weerhouden en zijn begeleiding te waarborgen, ziet de rechtbank wel reden een deel van deze jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen. Als bijzondere voorwaarden zal de rechtbank begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht opleggen, alsook het wonen bij het Logeerhuis, gelegen aan de Frankenslag te Den Haag van Stichting Jeugdformaat of een soortgelijke instelling, het meewerken aan coaching van Welzijn E25, het hebben van een zinvolle dagbesteding en het volgen van een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt.
Hoewel de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de verdachte van twee van de ten laste gelegde feiten vrijspreekt, ziet de rechtbank in de veelheid en zwaarte van de feiten voldoende reden om de - reeds gematigde - eis van de officier van justitie te volgen.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat de verdachte nog in een schorsing van de voorlopige hechtenis loopt. Voor het geval dit wel zo mocht zijn, heft de rechtbank het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis op.

7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[betrokkene 4] , wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 1] ,heeft zich ten aanzien van feit 3 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 485,-, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 6]heeft zich ten aanzien van feit 6 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 160,-, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1 De vordering van de officier van justitie
7.1.1
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
[slachtoffer 1]tot een bedrag van € 200,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tot
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van de vordering.
7.1.2
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
[slachtoffer 6]tot een bedrag van € 80,-, zijnde het bedrag dat de verdachte reeds als transactie is aangeboden en nog niet is voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van de vordering.
7.2 Het standpunt van de verdediging
7.2.1
De raadsman heeft, indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, bepleit de vordering tot schadevergoeding van
[slachtoffer 1]te matigen tot een bedrag van € 50,-.
De raadsman geeft aan dat een twee jaar oude mobiele telefoon niet veel meer waard is dan dat.
7.2.2
De raadsman heeft voorts betoogd dat de rechtbank bij toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6]rekening dient te houden met het bedrag dat reeds door de mededader is betaald.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
7.3.1 Vordering benadeelde partij
[slachtoffer 1].
De vordering, die betrekking heeft op vergoeding van de weggenomen mobiele telefoon, is namens de verdachte betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal, gelet op het gebruikelijk te hanteren afschrijvingspercentage voor mobiele telefoons, te weten 20% per jaar, de vordering matigen. De mobiele telefoon was bijna twee jaren oud. De rechtbank zal derhalve een bedrag van € 194,- als afschrijving van het op de vordering vermelde aanschafbedrag aftrekken.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van
€ 291,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 12 februari 2016 is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 291,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 12 februari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 1].
7.3.2 Vordering benadeelde partij
[slachtoffer 6].
De vordering, die betrekking heeft op vervanging van het defecte contactslot, is namens de verdachte betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 6 bewezenverklaarde feit.
De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Aangezien de medeverdachte reeds een bedrag van € 80,- heeft voldaan, zal de rechtbank de vordering derhalve ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van
€ 80,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 15 maart 2015 is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 6 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 80,-,vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 maart 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 6].

8. De vordering tenuitvoerlegging

8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank d.d. 31 december 2015 voorwaardelijk opgelegde taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 20 november 2017 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank d.d. 31 december 2015, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, dat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.

9. De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 180, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10. De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder
2 en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder
1, 3 primair, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:

1.

opzetheling;

3.primair (09/797346-16 t.b.g.)

diefstal door twee of meer verenigde personen;

5.(09/016772-16 t.b.g.)

wederspannigheid, meermalen gepleegd;

6.(09/050746-15 t.b.g.)

poging tot diefstal;

7.(09/777070-16 t.b.g.)

diefstal, waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

8.(09/817654-16 t.b.g.)

diefstal, waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 40 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie groot
21 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder
de bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de (jeugd)reclassering te bepalen tijdstippen zal
melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal verblijven bij Frankenslag van Stichting Jeugdformaat of een
soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het programma dat deze instelling in overleg
met de (jeugd)reclassering heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan coaching van Welzijn E25;
- gedurende de proeftijd een zinvolle dagbesteding zal hebben in de vorm van werken bij
Trix of een soortgelijke instelling;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag, of een
soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te
geven, indien de (jeugd)reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
ten aanzien van feit 3 primair
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 1], een bedrag van
€ 291,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 12 februari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 291,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 12 februari 2016 tot
aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
5 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
ten aanzien van feit 6
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 6], een bedrag van
€ 80,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 15 maart 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 80,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 15 maart 2015 tot aan
de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 6];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
1 dag;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van deze rechtbank d.d. 31 december 2015, gewezen onder parketnummer 09/827165-15, te weten een taakstraf, bestaande uit een
werkstraf voor de duur van

80 uren subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie.

Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C. Bruining, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. D.G.J. Dop, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juni 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016206934, pagina 2 tot en met 49.
2.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , p. 10/11.
3.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 16/21.
4.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , p. 24/25.
5.Proces-verbaal van aangifte van [Naam] , p. 13/15.
6.Proces-verbaal van aangifte van [Naam] , p. 34/35.
7.Proces-verbaal van verhoor aangever [Naam] , p. 36/37.
8.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , p. 39/43 en 44/48
9.Proces-verbaal van verhoor inbewaringstelling [verdachte] d.d. 27 juli 2016.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016043156, doorgenummerd als pagina 51 tot en met 145.
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , met bijlage, p. 129-131.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , met bijlage, p. 143-145.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 135-136.
14.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte 2] , p. 76-80.
15.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte 1] , p. 121-124.
16.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , p. 94-98.
17.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 24 mei 2018.
18.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016024531, doorgenummer als pagina 147 tot en met 171.
19.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 149-152.
20.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , p. 157-161.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 164.
22.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 24 mei 2018.
23.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015081583-12, doorgenummerd als pagina 173 tot en met 221.
24.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016066402, doorgenummerd als pagina 223 tot en met 251.
25.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016091908, doorgenummerd als pagina 253 tot en met 295.
26.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2017038202, doorgenummerd als pagina 297 tot en met 360.