ECLI:NL:RBDHA:2018:6729
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvraag wegens gebrek aan nieuwe elementen en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1993 en van Somalische nationaliteit, heeft op 29 april 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 12 mei 2018 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft gepresenteerd die een heroverweging van het eerder afgewezen besluit rechtvaardigen. Tevens is aan de eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Tijdens de zitting op 22 mei 2018 heeft de eiser aangevoerd dat hij vreest voor vervolging in zijn land van herkomst vanwege zijn homoseksuele geaardheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt, waardoor de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe elementen zijn die tot een heroverweging van het eerdere besluit kunnen leiden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de staatssecretaris niet verplicht was om de aanvraag te toetsen aan twee landen van herkomst, aangezien het aan de eiser is om zijn land van herkomst aannemelijk te maken.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is digitaal ondertekend en bekendgemaakt, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.