Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] ,
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Eiseres heeft op 24 april 2017 voorliggende aanvraag ingediend.
Eiseres voert, zoals ter zitting toegelicht, aan dat een aantal factoren, in onderlinge samenhang bezien, maakt dat geen sprake is van vestigingsgevaar. Eiseres stelt dat haar banden met Marokko sterker zijn dan die met Nederland. Eiseres is in Marokko geboren en getogen, haar familie en vrienden wonen daar en zij woont, mede vanwege haar jonge leeftijd, nog bij haar ouders. Hoewel meerderjarig, is eiseres in culturele zin nog dermate jong dat zij in zowel emotioneel als financieel opzicht nog afhankelijk is van haar ouders. Daarnaast gaat van haar vrijwilligerswerk voor de stichting [naam 2] een sterke binding uit met Marokko. Eiseres zet zich sinds februari 2016 fulltime en actief voor deze stichting in. Familieleden kunnen deze werkzaamheden niet voor langere duur overnemen. Eiseres wijst erop dat, nu het doel van de stichting het verlenen van hulp in Marokko is, ook referente als voorzitter van de stichting belang heeft bij haar tijdige terugkeer. Verweerder verlangt ter onderbouwing van haar werkzaamheden voor de stichting ten onrechte een overeenkomst. Anders dan verweerder stelt, dient bij de beoordeling van het vestigingsgevaar niet alleen de binding van eiseres met haar land van herkomst te worden betrokken, maar ook het ontbreken van binding met Nederland. Tot slot heeft verweerder ten onrechte geen waarde gehecht aan het feit dat eiseres na een eerder verleend visum weer tijdig is teruggekeerd naar Marokko en dat referente vanwege haar eerdere garantstellingen en haar dienstbetrekking bij de politie als een integere en betrouwbare referente moet worden aangemerkt. Deze factoren dragen bij aan de conclusie dat geen sprake is van vestigingsgevaar. Eiseres wijst in dit verband op een in beroep overgelegde beslissing op bezwaar van verweerder in een andere zaak van 20 juli 2017, waarin verweerder heeft overwogen dat een referent die al meerdere malen garant heeft gestaan voor andere vreemdelingen die allen tijdig zijn teruggekeerd, een rol speelt bij de vraag naar het vestigingsgevaar. Daarnaast wijst eiseres op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats 's-Hertogenbosch van 15 november 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:15880, waarin de rechtbank overwoog dat, nu eiseres in die zaak al drie keer eerder een visum kort verblijf had gekregen en toen telkens weer tijdig naar Marokko is teruggekeerd, niet staande kon worden gehouden dat er nog steeds redelijke twijfel bestond over haar voornemen om tijdig naar haar land van herkomst terug te keren. Gelet op het voorgaande is volgens eiseres dan ook geen sprake van vestigingsgevaar en is duidelijk dat eiseres bij een illegaal verblijf in Nederland geen belang heeft.
Het beroep is ongegrond.