Uitspraak
(gemachtigde: L.M. Taal),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, spitst het geschil zich toe op de vraag of de Ziektewetuitkering (ZW-uitkering) die in 2010 aan [persoon 4] is toegekend, correct is vastgesteld. De rechtbank heeft op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in de zaak tussen [B.V. X], eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, met zaaknummer SGR 17/8164. De eiseres betwist de hoogte van het gedifferentieerd premiepercentage Werkhervattingskas (Whk) dat door verweerder is vastgesteld op 2,67%. Dit percentage is opgebouwd uit een gewogen premiecomponent WGA-lasten van 1,41% en een gewogen premiecomponent ZW-lasten van 1,26%. De rechtbank heeft vastgesteld dat [persoon 4] op 23 augustus 2010 ziek is gemeld en dat haar dienstverband op 19 oktober 2010 is beëindigd. De rechtbank oordeelt dat [persoon 4] moet worden aangemerkt als een werknemer van wie de arbeidsovereenkomst eindigt tijdens de eerste 104 weken van ziekte, en dat de WGA-uitkering die aan haar is toegekend, ten laste van de Whk komt. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat [persoon 4] als zieke werkloze kan worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.