ECLI:NL:RBDHA:2018:6317
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraakse alleenstaande vrouw in verband met veiligheidssituatie in Bagdad
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een alleenstaande Iraakse vrouw. Eiseres, die in 2006 vanuit Irak naar Syrië is gevlucht, heeft in Nederland een verblijfsvergunning asiel aangevraagd. De aanvraag is afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarop eiseres in beroep is gegaan. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 maart 2018, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is het onderzoek gesloten, maar na de zitting zijn er nog stukken ingediend door beide partijen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de veiligheidssituatie in Bagdad en of deze een uitzonderlijke situatie vormt die bescherming biedt onder de Vreemdelingenwet. Eiseres voerde aan dat het aantal dodelijke slachtoffers door geweld in Irak is toegenomen, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat er geen uitzonderlijke situatie is. Ook de stelling van eiseres dat zij als alleenstaande vrouw bescherming nodig heeft, werd door de rechtbank verworpen, omdat zij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat haar echtgenoot niet bij haar kan zijn in Irak.
Daarnaast heeft de rechtbank de beoordeling van de bescherming door de UNHCR in aanmerking genomen. Eiseres was prima facie als vluchteling erkend, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet automatisch leidt tot een verblijfsvergunning. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft dat eiseres niet in aanmerking komt voor asiel en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.