Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
1 november 2016 vastgesteld dat in een situatie waarin een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft ingevolge artikel 8, aanhef en onder m, van de Vw, artikel 50 van de Vw bij gebreke van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf niet kan worden toegepast.
Niet in geschil is dat eiser Dublinclaimant is en op grond hiervan rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Op het M122-formulier is, onder meer, vermeld dat eiser rechtmatig verblijf geniet ter uitvoering van het bepaalde in de Dublinverordening en dat hij na ontslag uit strafrechtelijke detentie op grond van het bepaalde in artikel 50, derde lid, van de Vw zal worden overgebracht naar een plaats bestemd voor gehoor. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat artikel 50, derde lid, van de Vw de grondslag was om eiser over te brengen van [naam locatie] naar het politiebureau te [plaatsnaam] . Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van 1 november 2016 van de ABRvS is dit niet toegestaan. Omdat gesteld noch gebleken is dat eiser op grond van een andere titel kon worden overgebracht, bestond er geen wettelijke grondslag om dit te doen nu duidelijk is dat eiser rechtmatig verblijf had. Dat het in onderhavige zaak gaat om overbrenging vanuit een penitentiaire inrichting naar een plaats bestemd voor gehoor en niet om overbrenging vanuit een asielzoekerscentrum, maakt het voorgaande niet anders. Eiser kon niet overgebracht worden op grond van artikel 50, derde lid van de Vw, zodat deze overbrenging naar het oordeel van de rechtbank onrechtmatig heeft plaatsgevonden. De beroepsgrond slaagt.