Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2018 in de zaak tussen
[eiseres], te [plaats], eiseres,
Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Uit de rijtest die eiseres op 20 januari 2014 heeft afgelegd is gebleken dat zij een functiebeperking heeft aan haar linkerbeen. Eiseres heeft in haar aanvraag van 8 oktober 2016 verklaard een been slechts beperkt te kunnen gebruiken. Dat eiseres in een automaat rijdt, waarbij zijn geen last heeft van haar functiebeperking, laat onverlet dat de functiebeperking op zichzelf met de rijgeschiktheid interfereert. De rechtbank ziet zich daarbij gesteund in voormelde uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2017. Gelet daarop kon verweerder eiseres, op grond van onderdeel 7.4.1. onder a, van de Regeling, slechts geschikt verklaren voor een termijn van maximaal drie jaar. Dat de toestand van eiseres inmiddels met behulp van nieuwe medicijnen en fysiotherapie is verbeterd kan aan het voorgaande niet afdoen. Indien eiseres de nieuwe situatie wil laten beoordelen dient zij daartoe een nieuwe Eigen verklaring in te dienen bij verweerder. Het betoog van eiseres dat verweerder ten onrechte het standpunt van de neuroloog om eiseres voor vijf jaren rijgeschikt te verklaren niet volgt, slaagt niet. Ofschoon begrijpelijk is dat eiseres veel waarde wil toekennen aan het advies van de neuroloog en de verklaring van haar fysiotherapeut, komt aan die (para)medisch geschoolde deskundigen in deze zaak geen oordeelsbevoegdheid toe over de uitleg van een wettelijk voorschrift. Daartoe zijn bij verweerder werkzame personen beter toegerust dan de neuroloog of fysiotherapeut. Om te voorkomen dat de medische geschoolde bij hun patiënt verwachtingen wekt die een bestuursorgaan niet kan honoreren is van belang dat die in een advies geen oordeel geeft over de betekenis van een wettelijk voorschrift als in deze zaak aan de orde, althans daarin aanzienlijke terughoudendheid betracht.