In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister, waarin een wijzigingsaanvraag van een subsidie voor een project werd goedgekeurd. Eiseres stelde dat zij tijdig bezwaar had gemaakt, omdat het besluit pas op 29 juni 2017 aan haar bekend was gemaakt, terwijl verweerder aanvoerde dat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte had geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Eiseres had immers in 2015 al haar bezwaren kenbaar gemaakt en had niet kunnen begrijpen dat er een wijzigingsbesluit was genomen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiseres werden vergoed.