ECLI:NL:RBDHA:2018:6017
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van Syrische vluchtelingen met betrekking tot gezinsleven en afhankelijkheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 mei 2018, zijn eiseressen, Syrische vluchtelingen, in beroep gegaan tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te weigeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris in zijn besluit een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd door de vraag naar de afhankelijkheidsrelatie tussen eiseressen en hun referent te beoordelen in het kader van de belangenafweging, in plaats van in het kader van het gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake zou zijn van een 'more than normal emotional ties' en dus gezinsleven.
De rechtbank heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de medische en psychische problemen van eiseres 1, de rol van referent als opvoeder en vaderfiguur voor eiseres 2, en de noodgedwongen scheiding van de eiseressen door de oorlog in Syrië. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet alle relevante feiten heeft meegewogen en dat de afhankelijkheid niet exclusief hoeft te zijn om te voldoen aan de criteria voor gezinsleven.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseressen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseressen, die zijn vastgesteld op € 1.002,-, en moet het betaalde griffierecht worden vergoed.