4.4De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op zaterdag 19 augustus 2017 omstreeks 16:14 uur komt bij de meldkamer een telefonische melding binnen. De melder [vader van slachtoffer] vertelt dat zijn zoon [betrokkene] zojuist in Zoetermeer achterna was gezeten door een groep mannen met een honkbalknuppel. Zijn zoon had weten te vluchten maar de groep mannen had nu een vriend van zijn zoon in een zwarte Volkswagen Golf getrokken. Deze vriend, [slachtoffer] , zou door deze mannen tegen zijn wil worden vastgehouden. [betrokkene] had telefonisch bericht ontvangen dat hij naar het winkelcentrum [locatie 1] in Zoetermeer moest komen om een verschuldigd geldbedrag te betalen. Als [betrokkene] niet zou komen zou zijn vriend [slachtoffer] niet worden losgelaten.
Politieagenten gaan naar aanleiding van de melding naar het [locatie 1] in Zoetermeer. Zij rijden over het parkeerterrein van het winkelcentrum [locatie 1] en zien een grijze Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kenteken] , die daar geparkeerd staat . In dit voertuig zitten twee personen achterin en een persoon achter het stuur. Naast het voertuig staat een vierde persoon te bellen. De agenten controleren de inzittenden.. Op de achterbank blijkt de in de melding genoemde [slachtoffer] te zitten. Nadat [slachtoffer] door de agenten uit de auto wordt gehaald, verklaart hij dat hij tegen zijn wil werd vastgehouden door de twee mannen in de auto en de man die naast de auto staat.
Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] heeft horen zeggen dat hij bang was, dat hij in de auto was getrokken, dat hij niet meer weg mocht, dat ze 1,5 uur met hem hadden rond gereden en dat hij niets durfde te zeggen omdat hij bang was dat ze hem zouden gaan slaan als ze erachter kwamen dat hij met de politie gesproken had.
De volgende drie mannen werden op zaterdag 19 augustus 2017 omstreeks 16:32 uur op heterdaad aangehouden:
1. [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats];
2. [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats];
3. [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats].
Verklaringen [slachtoffer]
(verder: aangever) heeft verklaard dat hij op 19 augustus 2017 had afgesproken om te chillen met [getuige] , [betrokkene] en [betrokkene] . Omstreeks 13.00 uur ontmoetten zij elkaar . Ze hebben gechild en vervolgens zijn aangever, [betrokkene] en [betrokkene] zijn naar [locatie 1] gelopen. Zij zouden op de parkeerplaats bij de Randstadrailhalte [locatie 1] aan de [locatie 1] [betrokkene] ontmoeten. Deze [betrokkene] had aan [betrokkene] gevraagd om te komen. [getuige] kwam rond 15.08 uur ook aanlopen op de betreffende parkeerplaats.
Aangever heeft verklaard dat een man (de langste van de drie, lichte huidskleur, met opgeschoren haar aan de zijkanten) [betrokkene] om een sigaret vroeg. [betrokkene] gaf een sigaret. Ze liepen verder en toen riep er een andere man “ [betrokkene] ”.
Deze man (met een babyblauw petje op, kleinste van de drie, bruine huidskleur, meer Surinaams, spijkerbroek) sprong uit een auto, een grijze Golf.
[betrokkene] rende daarop hard weg. Aangever zag een derde man (een beetje een Indonesisch uiterlijk, shirt met korte mouwen, mogelijk oranje van kleur, haar aan de zijkant opgeschoren en bovenop iets langere kuif) achter [betrokkene] aan rennen. Hij zag dat deze man een meerkleurige honkbalknuppel had, waar de kleuren rood/oranje in zaten.
[betrokkene] rende richting de stad, de drie mannen renden achter hem aan. Aangever ging naar huis en liep over de brug, toen hij “hey, hey” hoorde roepen.
Eén van de drie mannen riep dat. Ze vroegen naar het telefoonnummer van [betrokkene] . Aangever wist dit niet. Ook vroegen ze naar de woonplaats van [betrokkene] en toen aangever zei dat hij dit wist, zeiden ze dat hij met hen mee moest. Aangever voelde zich onder druk gezet, omdat de mannen hun stem verhieven, veel ouder waren dan hij, ze achter [betrokkene] waren aangerend met een honkbalknuppel en ze met zijn drieën waren. Aangever was bang en is met hen meegelopen. Eén van de mannen liep achter hem en twee voor hem. Ze zijn niet naar [betrokkene] ’s huis gereden. Toen aangever niet kon vertellen wat de chillplekken van [betrokkene] waren, moest hij vervolgens allerlei mensen bellen. De mannen zeiden dat hij niet weg mocht totdat hij had geregeld dat [betrokkene] ergens was. Aangever heeft [betrokkene] , [getuige] en [betrokkene] gebeld. Uiteindelijk vroeg hij aan [getuige] of hij [betrokkene] naar de plek kon laten komen waar ze uiteindelijk zijn aangehouden. Een van de verdachten heeft de hele rit naast aangevergezeten .
De andere twee reden afwisselend. De mannen haalden na het bellen de batterij uit de telefoon van aangever. Op een later moment heeft hij die teruggekregen.
Aangever denkt dat het rijden ongeveer anderhalf uur heeft geduurd. Er is geen moment geweest dat hij uit de auto had gekund; er bleef altijd iemand bij hem zitten. De mannen zeiden tegen aangever dat zij rond de 1000 euro van [betrokkene] moesten krijgen. De mannen zeiden “het gaat niet om jou maar om [betrokkene] , maar we laten jou niet gaan zolang we niets van [betrokkene] hebben”. Aangever zag toen de politie kwam dat de tweede man de knuppel tegen zijn been had gezet, terwijl deze tijdens het rijden onder de bestuurdersstoel had gelegen.
Op 29 januari 2018 heeft aangever als getuige bij de rechter-commisaris in de strafzaak tegen de drie verdachten een verklaring afgelegd. Hij heeft ondermeer het volgende verklaard: Er stapten twee jongens uit de auto, één had een knuppel, ik denk [medeverdachte 1] .
Eén van de jongens sprak mij aan en vroeg of ik wist waar [betrokkene] woonde. Ze hadden toen geen knuppel meer bij zich. Ze wilden graag weten waar [betrokkene] was. Ze hebben mij niet aangeraakt, maar ik moest wel mee naar de auto. Ik wilde niet mee in de auto. Ik heb gezegd dat ik naar huis moest. Ze zeiden dat dat niet kon, omdat ze [betrokkene] moesten hebben. Ik denk dat ik door de spanning meegelopen ben. Ik voelde me rot en wilde me er niet mee bemoeien. Toen we naar de auto liepen liep er één voor me en één of twee achter me. Ik moest achterin de auto zitten. Ik zag toen de honkbalknuppel weer. Hij lag achterin bij de voeten, geloof ik. Ik moest een paar vrienden bellen om te vragen waar [betrokkene] was. Ik moest van allemaal bellen. Ik belde [getuige] . Hij hoorde dat er iets niet goed was. Ik belde niet met mijn eigen telefoon want ik had geen beltegoed. Daarna heb ik [betrokkene] gebeld, maar die wist niet waar [betrokkene] was. Ik werd gebeld door [getuige] . Hij had [betrokkene] gebeld en gezegd dat ik waarschijnlijk bij hen was. Ik heb tegen hem gezegd dat we bij halte [locatie 1] stonden. Toen gingen twee van de jongens drinken halen.
Ik heb niet gevraagd of ik uit de auto mocht Ze hebben ook niets gezegd over wanneer ik eruit mocht. Ze hebben niet gedreigd in de auto. Ik heb niet gevraagd of ik eruit mocht. Ik voelde me wel vervelend. Er hing een negatieve sfeer.
Ik was wel bang. Ik kon niet weg uit de auto, omdat het een tweedeursauto was. Toen de andere twee gasten drinken gingen halen, haalde degene die in de auto bleef de simkaart batterij uit mijn telefoon zodat ik niet meer kon bellen. Hij zat voor mij op de bijrijdersstoel. [medeverdachte 1] en de bestuurder gingen weg. De jongens hebben mij niet vast gepakt of aangeraakt.
De politie heeft vastgesteld dat de man die om een sigaret vroeg de verdachte [medeverdachte 2] is, dat de man die met de honkbalknuppel over de openbare weg rende, de verdachte
is en dat de man die eerst als bijrijder in de geparkeerde auto zat en later op de achterbank, de verdachte [medeverdachte 1] is.
Verklaringen medeverdachte [medeverdachte 1]
Bij de rechter-commissaris heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] het medeplegen van de gijzeling van het slachtoffer [slachtoffer] op 19 augustus 2017 bekend. Hij heeft verklaard dat hij aangever niet heeft aangeraakt, maar wel heeft gezegd dat hij de auto niet mocht verlaten totdat [betrokkene] er zou zijn en dat medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte dit ook tegen aangever hebben gezegd. [betrokkene] had in het verleden € 100,- van hem gestolen en hij wilde dit geld terug. [betrokkene] had [betrokkene] gebeld en ervoor gezorgd dat [betrokkene] naar de afgesproken plek zou komen. [betrokkene] rende weg, hij en medeverdachte [medeverdachte 2] renden achter hem aan, maar kregen hem niet te pakken.
Toen heeft de verdachte aangever met de honkbalknuppel bedreigd en hebben ze aangever in de auto vast gehouden en gezegd dat hij niet weg mocht. Hij moest [betrokkene] bellen. Aangever heeft ongeveer 1 à 1,5 uur bij hen in de auto gezeten. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat hij denkt dat het een onprettig gevoel was voor aangever en dat hij kan begrijpen dat hij heel erg bang is geweest.
Op 29 januari 2018 is de medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige door de rechter-commissaris gehoord in de zaken van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Hij heeft wederom verklaard dat hij samen met de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] was. Medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte reden afwisselend. Hij stelde voor om [betrokkene] te gaan zoeken. [betrokkene] was hem geld verschuldigd. [betrokkene] had op school € 100 van hem gestolen. Hij heeft ook tegen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] gezegd dat [betrokkene] hem geld schuldig was. Er was niet echt een plan. Het was de bedoeling dat zij zouden vragen waar het geld was. Medeverdachte [medeverdachte 1] zat rechts achterin. Medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte zaten voorin. Medeverdachte [medeverdachte 1] zag [betrokkene] wegrennen toen hij hem riep. Medeverdachte [medeverdachte 1] zei iets van ‘Yo [betrokkene] ’ en medeverdachte [medeverdachte 2] en hij renden achter [betrokkene] aan. De verdachte stond toen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] terugkwamen samen met aangever. De verdachte had een honkbalknuppel. Hij zwaaide er onderhands een beetje mee. Aangever heeft de honkbalknuppel wel gezien.
Ze vroegen aangever om mee te komen om [betrokkene] te zoeken. Hij was een beetje gespannen, maar ging wel mee. Ze reden richting [locatie 1] en hebben gekeken op de plekken waar [betrokkene] gaat chillen. Daarna zijn ze naar winkelcentrum [locatie 1] gereden. De sfeer in de auto was gespannen. Ze hebben in de auto wel gezegd dat aangever niet weg mocht omdat ze op zoek waren naar [betrokkene] . Hij mocht niet uit de auto. Dat zeiden ze allemaal. Aangever zat achterin naast medeverdachte [medeverdachte 1] .
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft samen met medeverdachte [medeverdachte 2] iets te drinken gehaald. Aangever moest gewoon blijven zitten en de verdachte bleef bij hem. Toen ze een halve minuut later terug waren kwam de politie.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tevens verklaard dat hij aangever heeft gevraagd om [betrokkene] te bellen. Dat deed hij gewoon. Hij heeft meerdere telefoontjes gepleegd, ook naar [betrokkene] vrienden. Aangever heeft steeds met de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] gebeld. De honkbalknuppel lag bij medeverdachte [medeverdachte 1] achterin, naast zijn been. Toen medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] terugkwamen van drinken halen was de batterij uit de telefoon van aangever. Medeverdachte [medeverdachte 1] weet niet wie hem eruit heeft gehaald.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tegen aangever gezegd: je mag niet uit de auto voordat [betrokkene] er is.
Verklaring getuige [getuige]
Getuige [getuige] heeft bij de politieen als getuige bij de rechter-commissarisverklaard dat hij toen hij rond 15:08 uur ook in [locatie 1] was aangekomen, is aangesproken door een jongen die om een sigaret vroeg en dat dit dezelfde jongen was die even later naar [betrokkene] liep. Twee andere jongens stonden nog bij een auto, zilvergrijs van kleur. Vervolgens zag hij dat een jongen met een honkbalknuppel achter [betrokkene] aan rende die er vandoor ging. Toen [getuige] thuis was, is hij door aangever gebeld met de vraag of hij [betrokkene] naar winkelcentrum [locatie 1] wilde laten komen.
Hij hoorde aan de stem van de aangever dat hij bang was. Hij klonk een beetje geschrokken en gedwongen. Daarop heeft de getuige [betrokkene] gebeld en gezegd dat hij de politie moest bellen.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris enige betrokkenheid bij de gijzeling van [slachtoffer] ontkend.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de verklaringen van aangever, bij de politie en bij de rechter-commissaris en de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris, bezien in samenhang met de overige in het dossier voorhanden zijnde stukken, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij niet betrokken is geweest bij de gijzeling ongeloofwaardig.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij aan de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verteld dat hij het geld dat [betrokkene] hem nog schuldig was bij hem terug wilde halen. Daartoe heeft medeverdachte [medeverdachte 1] [betrokkene] en zijn vrienden naar een Randstadrailstation in de wijk [locatie 1] laten lokken. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] waren daar bij. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft één van de vrienden van [betrokkene] dan wel aan [betrokkene] zelf om een sigaret gevraagd en daarmee het eerste contact met [betrokkene] dan wel diens vriendengroep gelegd. Nadat [betrokkene] ervan door was gegaan, is aangever door de verdachte en medeverdachten aangesproken en zij hebben aangever begeleid naar de auto door voor en achter hem te lopen. De verdachte had een honkbalknuppel vast waarmee hij zwaaide. Aangever heeft de honkbalknuppel op dat moment weliswaar niet gezien, maar deze wel gezien toen deze in de auto lag. Vervolgens is 1,5 uur met aangever in een auto rond gereden en heeft de verdachte ook gereden, terwijl aangever meerdere telefoontjes heeft gepleegd om [betrokkene] naar een bepaalde plek te laten komen. Door alle verdachten is tegen aangever gezegd dat hij de auto niet mocht verlaten voordat [betrokkene] op de afspraak was verschenen. Toen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] weg gingen om drinken te halen, is de verdachte bij aangever in de auto gebleven.
Uit deze omstandigheden komt naar het oordeel van de rechtbank de betrokkenheid van de verdachte bij de gijzeling duidelijk naar voren.
De rechtbank verwerpt voorts het verweer van de raadsvrouw dat er geen sprake zou zijn geweest van vrijheidsberoving, omdat aangever niet fysiek beperkt is in zijn bewegingsvrijheid omdat hij niet is vastgehouden, vast gebonden en/of opgesloten, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Van gijzeling is sprake als er opzettelijk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid wordt beroofd of beroofd gehouden met het oogmerk om een ander te dwingen iets te doen of niet te doen.
Aangever was veertien jaar toen hij door de drie verdachten, allen ouder dan aangever, met luide stem werd aangesproken, vlak nadat aangever had gezien dat twee van deze verdachten zijn vriend achterna zaten met een honkbalknuppel. Aangever moest meelopen naar een auto.
Eén van de verdachten liepvoor aangever uit en de andere twee liepen achter hem. Aangever moest achterin de driedeurs Polo stappen; dit betekent dat hij zelf geen portier heeft dat hij zelf kan openen om zo de auto te verlaten. Achterin zaten geen portieren, zodat de aangever niet zelf een portier kon openen om (ongehinderd) de auto te verlaten. Medeverdachte [medeverdachte 1] Zat steeds naast hem op de achterbank. De honkbalknuppel lag op dat moment in de auto. Er werd tegen aangever gezegd dat hij mensen moest bellen en moest zorgen dat er een afspraak zou komen met [betrokkene] . Er werd door alle verdachten tegen aangever gezegd dat hij de auto niet mocht verlaten totdat [betrokkene] er was. Gedurende ongeveer anderhalf uur reden de verdachten met de auto rond, warej de verdachten of in ieder geval één van hen steeds bij aangever en mocht aangever de auto niet verlaten. Pas toen de politie kwam, kon aangever de auto verlaten.
Gelet op voornoemde gang van zaken is de rechtbank van oordeeldat aangever, fysiek beperkt was in zijn bewegingsvrijheid en niet de vrijheid had om te gaan en staan waar hij wilde. Dat hij niet was vastgebonden of vastgehouden, doet daaraan niet af.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 (parketnummer 09.090992-17 t.b.g.)
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 5 mei 2017 zijn verbalisanten naar de [adres] te Den Haag gegaan omdat daar al een paar dagen een groene Volvo 440 stond met kenteken [kenteken] die als gestolen stond geregistreerd. De Volvo reed weg en werd vervolgens op de [adres] stil gezet en de drie inzittenden, waaronder de verdachte werdaangehouden. De verdachte bestuurde de auto.
Onder de passagiersstoel werd een nepvuurwapen met een demper gevonden.
Op 1 mei 2017 heeft [dochter benadeelde] , de stiefmoeder van de verdachte, aangifte gedaan en op 2 mei 2017 is door haar namens [benadeelde] , haar vader en tevens stiefopa van de verdachte, een klacht ingediend. De verdachte woonde bij zijn stiefopa in [plaats] en heeft op 30 april 2017 de auto een Volvo 440 met kenteken [kenteken] zonder toestemming meegenomen.
Het wapen dat in de auto is gevonden is door een wapendeskundige onderzocht.
Het is een voor bedreiging geschikt veerdrukwapen en vertoont een sprekende gelijkenis met een vuurwapen van het merk CZ 85 D compact. Het is een
wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie.
De verdachte heeft bij de politie bekend dat hij is aangehouden in de auto van zijn opa, een Volvo 440, en dat hij deze zonder toestemming heeft meegenomen, terwijl hij geen rijbewijs heeft. Hij heeft gewoon de sleutel gepakt.
Ten aanzien van het nepwapen heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij
dit op de kermis heeft gewonnen. Hij had het uit zijn tas gehaald en in de auto gelegd en was vergeten dat het daar lag.De verdachte heeft afstand gedaan van het wapen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet bewezen kan worden verklaard dat het nepvuurwapen dat de verdachte bij zich had op lijst a of b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I staat vermeld.
De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij, nu het wapen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp betreft en aldus een wapen is in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie en aldus bewezenverklaring kan volgen.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de verdachte de hem onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze