ECLI:NL:HR:2015:1241

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
14/01121
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J. de Hullu
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • N. Jörg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en onvoldoende motivering van de bewezenverklaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving van een persoon, aangeduid als [betrokkene 1], op 4 november 2010 te Amsterdam. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte samen met een ander [betrokkene 1] van zijn vrijheid had beroofd, maar de Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet voldoende was gemotiveerd. De verdachte en zijn medeverdachte hadden [betrokkene 1] dreigend aangesproken met de woorden "Komen jullie twee mee naar beneden" en "Stap in de auto", maar de Hoge Raad vond dat deze bewoordingen op zichzelf niet voldoende waren om te concluderen dat [betrokkene 1] daadwerkelijk van zijn vrijheid was beroofd. De context waarin deze uitlatingen waren gedaan, was niet vastgesteld door het Hof, waardoor de bewijsvoering onvoldoende grond bood voor het oordeel dat [betrokkene 1] niet de vrijheid had om weg te gaan. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling van het hoger beroep.

Uitspraak

12 mei 2015
Strafkamer
nr. 14/01121
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 31 oktober 2013, nummer 21/004750-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt in de eerste plaats dat de bewezenverklaring voor zover inhoudende dat de verdachte samen met een ander [betrokkene 1] "van de vrijheid heeft beroofd", onvoldoende met redenen is omkleed.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 04 november 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk, [betrokkene 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader
- [betrokkene 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Komen jullie twee mee naar beneden" of "Komen jullie mee" en "Stap in de auto",
- [betrokkene 1] tegen zijn wil in de auto meegenomen."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1], brigadier van politie Amsterdam-Amstelland, opgemaakt proces-verbaal van aangifte, genummerd PL132E 201027761-1, gesloten en getekend op 11 november 2010, dossierpagina 06-11, voor zover inhoudende als aangifte van [betrokkene 1], zakelijk weergegeven:
Op donderdag 04 november 2010 was ik op school geweest. Omstreeks 13.30 uur nam ik metrolijn 50 vanaf Isolatorweg richting Amsterdam Zuidoost. Ik stapte uit op station Duivendrecht. Ik denk dat het op dat moment tussen 14.00 en 14.15 uur was. Ik was in het gezelschap van een vriend van school, hij heet [betrokkene 2].
Op het moment dat wij in de hal bij de treinen stonden, zag ik een jongen die ik ken via de trap naar boven komen lopen. Deze jongen heet [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte). Ik zag [verdachte] wel naar mij kijken maar hij zei verder niets. Kort hierop kwam ook [betrokkene 3] (het hof begrijpt: [betrokkene 3]) via de trap naar boven lopen. Ik ken hem maar het is niet zo dat ik met hem praat of zo. Ik zag dat [betrokkene 3] naar mij en [betrokkene 2] toekwam en hoorde dat hij zei: 'Komen jullie twee mee naar beneden'. Op dat moment leek het mij het beste om maar gewoon mee te lopen. Wij zijn achter hem aangelopen richting de uitgang van het station, aan de zijde van de Venserpolder. Ik zag dat [betrokkene 3] richting een auto liep die daar geparkeerd stond. Deze stond op de bushalte waar ook snorders vaak staan. Ik zag dat [verdachte] ook bij deze auto stond en zag een derde jongen op de passagiersstoel zitten. Deze jongen heet [betrokkene 4], hem ken ik niet maar ik hoorde van [betrokkene 2] dat hij [betrokkene 4] heet. De auto was een zwarte Volkswagen. Ik hoorde dat [betrokkene 3] zei: "Stap in de auto". Op dat moment was ik best bang. Ik wilde eigenlijk niet instappen, maar dacht: als ik wegren krijgt hij mij toch wel te pakken. Daarom ben ik maar ingestapt, ook [betrokkene 2] stapte in de auto.
Ik zag dat [verdachte] achter het stuur ging zitten, naast [betrokkene 4]. Ikzelf zat links achterin, [betrokkene 2] zat in het midden en [betrokkene 3] rechts achterin. Vervolgens zijn we gaan rijden via de Dolingadreef, rechtsaf de Daalwijkdreef op. Vervolgens sloegen we rechtsaf naar Dennenrode. Ik zag dat [verdachte] direct de parkeergarage inreed. Ik zag dat [verdachte] achterin de garage stopte. Ik hoorde dat [betrokkene 3] tegen me zei dat ik uit moest stappen. Ik zag ook dat hij zich alleen op mij richtte en niet op [betrokkene 2]. Ik ben uitgestapt en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] stapten ook uit. Ik hoorde dat [betrokkene 3] tegen [betrokkene 2] zei dat hij moest blijven zitten. Ik zag dat hij de deur dichtgooide zodat [betrokkene 2] niet kon uitstappen. Vervolgens reed [verdachte] de parkeergarage uit en waren we nog maar met zijn drieën.
2. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2], brigadier van politie Amsterdam-Amstelland, opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, genummerd PL132E 201027761-12, gesloten en getekend op 16 november 2010, dossierpagina 40-41, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2], zakelijk weergegeven:
Ik zal u vertellen wat ik weet en gezien heb. Ik was met [betrokkene 1] op station Duivendrecht toen 2 jongens naar ons toe kwamen. Ik zag dat de ene persoon [betrokkene 3] (het hof begrijpt: [betrokkene 3]) was. Die andere ken ik niet. [betrokkene 3] ken ik van de kerk. Toen we naar beneden liepen, liepen we naar een auto. Boven zei [betrokkene 3] tegen ons: komen jullie mee. Dat was niet op een normale toon, ik zag dat hij boos was. De auto is een Volkswagen, zwart van kleur, type weet ik niet. We zijn met z'n allen ingestapt. En daarmee bedoel ik: [betrokkene 3], [verdachte] (zo heet die andere jongen die ook boven op het station was dat hoorde ik later van [betrokkene 1] in de auto), [betrokkene 1], ikzelf en ene [betrokkene 4].
Daarna zijn we naar Dennenrode gereden. Daar aangekomen zijn we achter in de garage gegaan. Ik zag dat iedereen uitstapte behalve ik. Ik hoorde dat [betrokkene 3] tegen mij zei: "Dit heeft niets met jou te maken, blijf jij zitten", daarom bleef ik zitten. Ik zag dat [betrokkene 1] vast gehouden werd door iemand, alleen kon ik niet zien door wie. Daarna kwam [verdachte] terug in de auto en toen werd ik weg gebracht door hem naar buiten op de parkeerplaats en hij vertelde mij: "Het is beter als je nu naar huis gaat". Ik zag dat [verdachte] terug rende naar de parkeer garage.
3. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2], brigadier van politie Amsterdam-Amstelland, opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, genummerd 201027761-29, gesloten en getekend op 17 november 2010, dossierpagina 45-54, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [betrokkene 3], zakelijk weergegeven:
Die jongen die ik wilde spreken heet [betrokkene 1]. Zijn achternaam weet ik niet. Ik ben met twee neven naar Duivendrecht gegaan. U zegt mij dat [betrokkene 4] en [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) erbij waren. Dat klopt, dat zijn de neven die ik bedoel.
Ik ben naar Duivendrecht gegaan omdat ik van een kennis, die ik niet wil noemen, hoorde dat [betrokkene 1] daar was. Ik had die kennis gebeld en gevraagd waar [betrokkene 1] was. Hij vertelde mij dat die op Duivendrecht was. Ik ben naar Duivendrecht gegaan met de auto. Dat is een huurauto, een Volkswagen Golf Plus, zwart. Toen ik bij het station was heb ik hem gevraagd om mee te lopen.
4. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2], brigadier van politie Amsterdam-Amstelland, opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, genummerd 2010277761-29, gesloten en getekend op 16 november 2010, dossierpagina 25, voor zover inhoudende als bevindingen van voornoemde verbalisant zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van een wederrechtelijke vrijheidsberoving, straatroof en bedreiging op maandag 4 november 2010 heb ik, verbalisant, camerabeelden uitgekeken van het metro/trein station Duivendrecht en wel van de ingang/uitgang aan de kant van de Venserpolder. Aan deze zijde van het station is een camera gericht op de controle poortjes alwaar ingecheckt en uitgecheckt wordt.
foto 1 - binnenkomst [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte)
foto 2 - aangever met muts bij uitchecken en getuige [betrokkene 2]
foto 3 - aangever voor het uitchecken
foto 4 - aangever loopt naar poortje
foto 5 en 6 - aangever checkt uit
foto 7 - aangever met muts met rode streep door poortje met op de achtergrond [verdachte]
foto 6 - aangever door poortje met op de achtergrond [verdachte]
foto 9 - [verdachte] richting uitgang
foto 10 - [verdachte] richting uitgang.
Opmerking hof: anders dan bij arrest is overwogen, is [betrokkene 3] op deze beelden niet zichtbaar.
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer in de rechtbank te Amsterdam van 8 februari 2011, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
[betrokkene 3] en ik halen elkaar elke dag uit school. Wie het eerst vrij is, komt de ander halen. [betrokkene 3] kwam mij 4 november 2010 ophalen. [betrokkene 4] zat ook in de auto. Bij station Duivendrecht is [betrokkene 3] uit de auto gestapt. Ik ben in het station ook naar boven gelopen."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Door de raadsman is bepleit dat zijn cliënt ook dient te worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving. Hij heeft hiertoe - kort gezegd - het volgende aangevoerd. Primair heeft de autorit geen wederrechtelijke vrijheidsberoving opgeleverd, subsidiair kan niet worden bewezen dat cliënt opzet had op wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte wist niet wat er te gebeuren stond.
Medeverdachte [betrokkene 3] heeft verklaard dat hij samen met verdachte in de auto naar station Duivendrecht is gereden. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij evenals [betrokkene 3] uit de auto is gestapt en station Duivendrecht is binnengelopen. Aangever heeft verklaard dat hij op station Duivendrecht eerst verdachte zag en dat deze naar hem keek. Hij is op station Duivendrecht achter [betrokkene 3] aangelopen in de richting van de uitgang omdat het hem het beste leek om gewoon mee te lopen. Hij heeft verklaard dat hij best bang was en dat hij niet wilde instappen in de auto. Hij is wel ingestapt, omdat hij dacht dat [betrokkene 3] hem toch wel te pakken zou krijgen als hij weg zou rennen. Dit wordt bevestigd door hetgeen getuige [betrokkene 2] heeft verklaard over de wijze waarop zij door verdachte en [betrokkene 3] op het station zijn benaderd. Hij heeft namelijk verklaard dat twee jongens naar aangever en hem toekwamen en dat hij kon zien dat [betrokkene 3] boos was toen hij zei dat zij mee moesten komen. Volgens de getuige zei [betrokkene 3] dat niet op een normale toon. Bovendien blijkt uit de verklaring van [betrokkene 4] dat aangever wist dat [betrokkene 3] hem zocht.
Op afdrukken van de camerabeelden van station Duivendrecht is te zien dat aangever [betrokkene 1], getuige [betrokkene 2], alsmede verdachte en medeverdachte [betrokkene 3] op 4 november 2010 rond 14.20 uur richting de uitgang van het station lopen. Vervolgens is aangever met de auto van station Duivendrecht vervoerd naar de parkeergarage van het flatgebouw Dennenrode. In de auto zat ook verdachte samen met alle hiervoor genoemde personen.
Uit de verklaring van aangever blijkt dat verdachte achter het stuur is gaan zitten en direct naar de parkeergarage Dennenrode is gereden. Getuige [betrokkene 2] en aangever hebben verklaard dat verdachte, nadat hij in de parkeergarage uit de auto was gestapt, weer terug in de auto is gestapt om [betrokkene 2] naar buiten te brengen. Verdachte heeft tegen [betrokkene 2] gezegd dat 'hij ([betrokkene 2]) er niets mee te maken had.' Verdachte is daarna teruggekeerd naar de parkeergarage.
Ondanks het feit dat medeverdachte [betrokkene 3] alle schuld ten aanzien van een groot deel van de feiten op zich lijkt te willen nemen, is het hof, evenals de rechtbank, op grond van deze verklaringen van oordeel dat [betrokkene 3] zo nauw en volledig heeft samengewerkt met verdachte dat sprake is van medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Ook staat voor het hof vast dat het slachtoffer van zijn vrijheid beroofd is gehouden door de omstandigheid dat hij is meegenomen naar een parkeergarage, waar het slachtoffer niet de vrijheid had om weg te gaan. Pas toen de verdachten waren vertrokken, heeft hij zich kunnen aankleden en is hij de garage uitgelopen.
Het hof is derhalve van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen."
2.3.
Art. 282, eerste lid, Sr stelt twee gedragingen strafbaar - van de vrijheid beroven en van de vrijheid beroofd houden - en bedreigt daartegen een gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren. In dezelfde titel XVIII van het Derde Boek van het Wetboek van Strafrecht (Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid) waarin art. 282 staat, zijn ook opgenomen art. 284 Sr (dwang) en art. 285, eerste lid, Sr (bedreiging) waarop telkens een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren is gesteld. In de onderhavige zaak is de tenlastelegging uitsluitend op art. 282 Sr toegesneden.
2.4.
Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij samen met een ander [betrokkene 1] zowel van de vrijheid heeft beroofd als van de vrijheid beroofd heeft gehouden. Wat betreft het "beroven" van de vrijheid heeft het Hof blijkens de bewezenverklaring en de bewijsvoering kennelijk in het bijzonder van belang geacht het dreigend toevoegen aan [betrokkene 1] van de woorden: "Komen jullie twee mee naar beneden" of "Komen jullie mee" en "Stap in de auto" en het doen plaatsnemen van [betrokkene 1] in de auto. Het Hof heeft in dat verband, kort gezegd, vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte overdag op station Duivendrecht op [betrokkene 1] zijn afgelopen en dat de medeverdachte vervolgens op boze toon tegen [betrokkene 1] heeft gezegd dat hij mee moest lopen, waarna zij gezamenlijk naar een auto zijn gelopen. Vervolgens heeft de medeverdachte tegen [betrokkene 1] gezegd dat hij moest instappen en is [betrokkene 1] in de auto gestapt. [betrokkene 1] was bang, wilde niet in de auto stappen, maar heeft dat toch gedaan omdat hij dacht dat de medeverdachte hem toch wel te pakken zou krijgen als hij weg zou rennen.
2.5.
Het oordeel van het Hof dat de verdachte aldus samen met een ander [betrokkene 1] van zijn vrijheid heeft "beroofd" in de zin van art. 282, eerste lid, Sr, is niet toereikend gemotiveerd. De volgens de bewezenverklaring gebezigde bewoordingen "komen jullie twee mee naar beneden" of "komen jullie mee" en "stap in de auto" zijn immers in het algemeen niet van dien aard dat [betrokkene 1] in feite van zijn vrijheid - de vrijheid om te gaan en te staan waar hij wilde - werd "beroofd". In het onderhavige geval heeft het Hof niets naders vastgesteld omtrent de context waarin voormelde uitlatingen zijn gedaan. Gelet hierop biedt de bewijsvoering onvoldoende grond voor het kennelijke oordeel van het Hof dat van zodanige feiten en omstandigheden sprake was dat [betrokkene 1] niet de vrijheid had om niet mee te gaan of om weg te gaan, en is de bewezenverklaring wat betreft het "beroven" van de vrijheid onvoldoende gemotiveerd.
2.6.
Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak – voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen – niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak wat betreft het onder 2 tenlastegelegde op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 mei 2015.