ECLI:NL:RBDHA:2018:5896
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen legesbedrag voor verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft eiseres, een Pakistaanse nationaliteit, bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het legesbedrag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag heeft op 24 april 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard. Eiseres had een aanvraag ingediend op 14 oktober 2016 en had hiervoor € 622,00 aan leges betaald. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had het bezwaar van eiseres tegen de hoogte van het legesbedrag kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat verweerder het bestreden besluit ten aanzien van de kostendekkendheid voldoende had gemotiveerd en dat er geen strijd was met artikel 10 van de Single Permit-richtlijn. Eiseres voerde aan dat er geen bewijs was dat het legesbedrag de werkelijke kosten overstijgt, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende inzicht had gegeven in de kostenopbouw van de legesbedragen. De rechtbank concludeerde dat het legesbedrag evenredig was en dat er geen aanleiding was om het bezwaar van eiseres te horen, aangezien het kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.