ECLI:NL:RBDHA:2018:5868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
NL18.7924
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens verblijfsstatus in Denemarken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van een eiser met de Syrische nationaliteit. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser al een verblijfsstatus heeft in Denemarken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser internationale bescherming geniet in Denemarken tot 17 september 2019 en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Deense autoriteiten zijn verdragsverplichtingen niet nakomen. De rechtbank heeft overwogen dat het voor de eiser redelijk is om naar Denemarken terug te keren, gezien zijn sterke band met dat land en het interstatelijke vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de Deense autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen met zijn problemen, waaronder bedreigingen van de maffia. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is digitaal ondertekend en bekendgemaakt, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.7924

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. M. Grigorjan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.W. Kreumer).

ProcesverloopBij besluit van 23 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser een verblijfsstatus heeft in Denemarken.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.7925, plaatsgevonden op 9 mei 2018. Eiser is, zoals aangekondigd, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), omdat eiser in een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Denemarken, internationale bescherming geniet. Kort weergegeven heeft verweerder overwogen dat eiser om die reden een sterke(re) band met Denemarken heeft. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Denemarken zijn verdragsverplichtingen jegens hem niet nakomt en dat niet mag worden uitgegaan van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. In het geval van dreigende of zich voordoende problemen kan eiser de bescherming inroepen van de (hogere) autoriteiten dan wel geëigende instanties in Denemarken.
2. Hiermee kan eiser zich niet verenigen. Op hetgeen hij in dit verband heeft aangevoerd zal, voor zover van belang, in het navolgende worden ingegaan.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
4. Niet in geschil is dat de autoriteiten van Denemarken aan eiser, die de Syrische nationaliteit heeft, internationale (subsidiaire) bescherming hebben verleend tot 17 september 2019.
5. Volgens artikel 3.106a, tweede en derde lid, van het Vb 2000 wordt, voor zover thans van belang, de aanvraag slechts niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, indien sprake is van een zodanige band met het betrokken land, dat het voor de vreemdeling redelijk zou zijn naar dat land terug te gaan. Bij de beoordeling hiervan worden alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder begrepen de aard, duur en omstandigheden van het verblijf.
6. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt dat reeds omdat een vreemdeling in een lidstaat van de EU erkend vluchteling is dan wel een subsidiaire beschermingsstatus heeft, is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb 2000. (Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling van 27 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV7823, van 23 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:907, en van 6 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2621.) Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat het voor eiser redelijk is om naar Denemarken terug te keren.
7. Daarbij is van belang dat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel het rechtsvermoeden geldt dat de lidstaten van de Europese Unie de verplichtingen die voortvloeien uit het Vluchtelingenverdrag, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden naleven, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn om te veronderstellen dat het land waaraan de vreemdeling wordt overgedragen de internationale verplichtingen niet nakomt. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Denemarken dit niet of niet langer doet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt en overweegt het navolgende.
8. Door het toekennen van de vluchtelingenstatus blijkt naar het oordeel van de rechtbank reeds de intentie van de Deense autoriteiten om aan eiser bescherming te verlenen. Aan deze status kan hij ook bepaalde rechten ontlenen en aanspraak maken op voorzieningen. Verweerder heeft aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze rechten niet kan uitoefenen.
Eisers betoog dat, hoewel hij een verblijfsvergunning heeft gekregen in Denemarken, de Deense autoriteiten hem niet beschermen tegen de maffia, is daartoe onvoldoende. De rechtbank deelt het standpunt van verweerder dat niet is gebleken dat eiser voldoende inspanning heeft geleverd om bij de Deense (hogere) autoriteiten aanspraak te maken op bescherming. Hoewel eiser heeft verklaard naar de politie te zijn gegaan wegens zijn vermoeden dat hij wordt gevolgd door de maffia, heeft eiser zijn meldingen bij de politie niet middels objectieve bewijzen gestaafd. Daarnaast blijkt uit zijn verklaringen niet dat de Deense politie eiser niet heeft willen helpen. Voor zover eiser van mening is dat de Deense politie hem niet afdoende heeft willen helpen heeft eiser hierover niet bij hogere autoriteiten geklaagd. Eiser heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat dit op voorhand zinloos zou zijn. Niet is gebleken dat de autoriteiten van Denemarken eiser niet zouden kunnen of willen helpen met zijn gestelde problemen. Voor zover eiser problemen ondervond van zijn buurman, is niet gebleken dat de politie niet bereid was eiser na zijn aangifte te helpen.
9. Gezien het vorenstaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk kunnen verklaren op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, omdat hij in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Bijvank, griffier.
Deze uitspraak is gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.