ECLI:NL:RBDHA:2018:5868
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens verblijfsstatus in Denemarken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van een eiser met de Syrische nationaliteit. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser al een verblijfsstatus heeft in Denemarken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser internationale bescherming geniet in Denemarken tot 17 september 2019 en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Deense autoriteiten zijn verdragsverplichtingen niet nakomen. De rechtbank heeft overwogen dat het voor de eiser redelijk is om naar Denemarken terug te keren, gezien zijn sterke band met dat land en het interstatelijke vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de Deense autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen met zijn problemen, waaronder bedreigingen van de maffia. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is digitaal ondertekend en bekendgemaakt, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.