ECLI:NL:RBDHA:2018:5798
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige beschuldigingen van fraude door beautysalon aan cosmetisch arts
In deze zaak, die op 17 mei 2018 door de Rechtbank Den Haag werd behandeld, vorderde een cosmetisch arts, aangeduid als [eiser], een verbod op het publiekelijk uiten van beschuldigingen door een beautysalon, aangeduid als [gedaagde]. De samenwerking tussen [eiser] en [gedaagde] was beëindigd na een geschil over het klantenbestand. [gedaagde] had beschuldigingen geuit over fraude en het niet naleven van medische regels door [eiser], welke beschuldigingen volgens [eiser] geen feitelijke basis hadden en schadelijk waren voor zijn reputatie. De rechtbank oordeelde dat de beschuldigingen onvoldoende steun vonden in het beschikbare feitenmateriaal en dat [gedaagde] onrechtmatig had gehandeld door deze beschuldigingen publiekelijk te uiten. De voorzieningenrechter gebiedde [gedaagde] om de beschuldigingen te rectificeren en te verbieden om [eiser] opnieuw publiekelijk te beschuldigen, tenzij er nieuwe feiten zouden zijn die deze beschuldigingen konden rechtvaardigen. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [eiser].