Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het incident tot tussenkomst c.q. voeging
3.De feiten
Inschrijvingsbiljet (ondertekend)
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de Combinatie, bestaande uit twee besloten vennootschappen, dat de Staat der Nederlanden haar inschrijving voor een aanbesteding als geldig erkent. De inschrijving van de Combinatie is terzijde gelegd door het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) omdat het inschrijvingsbiljet niet rechtsgeldig was ondertekend. De voorzieningenrechter heeft op 15 mei 2018 uitspraak gedaan na een mondelinge behandeling op 24 april 2018. De Combinatie stelt dat de heer [A], die het inschrijvingsbiljet heeft ondertekend, over een volmacht beschikte, maar het RVB heeft dit betwist. De rechter oordeelt dat de inschrijving een ondertekeningsgebrek vertoonde, omdat de ondertekenaar niet in het handelsregister was ingeschreven als vertegenwoordigingsbevoegd persoon en er geen volmacht was bijgevoegd. De rechter concludeert dat het RVB niet verplicht was om de Combinatie de kans te geven het gebrek te herstellen, aangezien de volmacht pas na de sluitingsdatum van de inschrijving was verstrekt. De vorderingen van de Combinatie worden afgewezen, en de Combinatie wordt veroordeeld in de proceskosten van zowel de Staat als [X B.V.].