ECLI:NL:RBDHA:2018:5655
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag loonheffingen en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een uitzendbureau, en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag loonheffingen voor het tijdvak van 2 januari 2012 tot en met 31 december 2012. De naheffingsaanslag, die een bedrag van € 44.228 betrof, was opgelegd na een boekenonderzoek waaruit bleek dat eiseres te weinig loonheffingen had afgedragen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd door verweerder gehandhaafd. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de zaak heeft doorgezonden naar de rechtbank Den Haag.
Tijdens de zitting op 20 april 2018 is eiseres niet verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was. Gedurende de beroepsfase heeft verweerder alsnog aan de grieven van eiseres tegemoetgekomen door de naheffingsaanslag te verminderen. De rechtbank oordeelt dat de (verminderde) naheffingsaanslag niet langer in geschil is, maar dat eiseres nog wel recht heeft op een beoordeling van haar verzoek om een integrale proceskostenvergoeding.
De rechtbank overweegt dat er geen aanleiding is om af te wijken van een forfaitaire proceskostenvergoeding, omdat er geen sprake is van tegen beter weten in besluiten of vergaande onzorgvuldigheid door verweerder. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid heeft gehandeld en dat de proceskostenvergoeding wordt vastgesteld op € 999. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op de naheffingsaanslag, maar gegrond voor het overige, en vernietigt de uitspraak op bezwaar.