In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2018 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd gekregen voor het jaar 2015, waarbij zij giften aan een kerkgenootschap had geclaimd. De inspecteur had deze giften niet in aftrek toegelaten, omdat er geen groepsbeschikking was afgegeven voor het kerkgenootschap in de woonplaats van eiseres. Eiseres stelde dat de afdeling van het kerkgenootschap in haar woonplaats een dependance was van de organisatie die wel over een ANBI-beschikking beschikte.
De rechtbank oordeelde dat de giften aan het kerkgenootschap in de woonplaats van eiseres wel degelijk aftrekbaar waren, omdat de afdeling functioneerde als een verlengstuk van de ANBI-geregistreerde organisatie. De rechtbank vond de door eiseres overgelegde bewijsstukken, waaronder bankafschriften en een verklaring van de voorzitter van het kerkgenootschap, voldoende om de giften te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en verminderde de aanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen van € 22.127. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de ANBI-status en de voorwaarden voor giftenaftrek, evenals de noodzaak voor belastingplichtigen om hun giften met voldoende bewijs te onderbouwen. De rechtbank heeft de inspecteur ook opgedragen het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.