In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aftrekbaarheid van giften die belanghebbende heeft gedaan aan een stichting, die als loketinstelling fungeert voor een algemeen nut beogende instelling (ANBI). De belanghebbende had in haar aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2015 een totaalbedrag van € 2.185 aan giften opgegeven, waarvan de aftrek door de Inspecteur was geweigerd. De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd, maar de Inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het Hof oordeelde dat de giften aan de stichting, die niet als ANBI was aangemerkt, toch aftrekbaar zijn omdat de stichting fungeert als loketinstelling. Dit houdt in dat de giften niet aan de stichting zelf zijn gedaan, maar door de stichting zijn doorgegeven aan de ANBI. Het Hof bevestigde dat de belanghebbende voldoende bewijs had geleverd voor de aftrekbaarheid van de giften, ondanks dat de stichting geen eigen ANBI-status had. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
De uitspraak benadrukt het belang van de rol van loketinstellingen in de aftrekbaarheid van giften en verduidelijkt dat giften aan dergelijke instellingen onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar kunnen zijn, zelfs als de instelling zelf niet als ANBI is aangemerkt.