Uitspraak
Rechtbank Den Haag
1.Procedure
2.Feiten
5.9 De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel.
3.Vordering en verweer in conventie
4.Vordering in reconventie
5.Beoordeling in conventie en in reconventie
26 november 2016 een (parkeer)overeenkomst heeft bestaan. Q-Park verwijt [gedaagde] dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikelen 5.9 en 6.3 van de algemene voorwaarden, zoals hiervoor geciteerd. Die voorwaarden waren blijkens het op het bij de ingang van de parkeeraccommodatie aanwezige informatiebord gemakkelijk elektronisch toegankelijk op een door Q-Park meegedeeld adres (artikel 6:230c BW). Dit betekent dat Q-Park aan [gedaagde] een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de voorwaarden kennis te nemen (artikel 6:234 BW). [gedaagde] heeft dat ook niet betwist. De algemene voorwaarden, waaronder dus ook de in artikel 5.9 neergelegde (boete)clausule, maken daarmee onderdeel uit van de overeenkomst, zodat [gedaagde] daaraan is gebonden. Voorts verschillen partijen er niet over van mening dat [gedaagde] op 26 november 2016 bumper-klevend achter zijn voorganger aan onder de slagboom de parkeeraccommodatie heeft verlaten, zonder daarbij gebruik te maken van zijn parkeerbewijs. Dit betekent dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan “treintje rijden” en dat hij daardoor in strijd heeft gehandeld met artikelen 5.9 en 6.3 van de algemene voorwaarden. Deze gedraging wordt door deze bepaling gesanctioneerd met een schadevergoeding van € 300,00.
Uitrijden zonder betalen wordt direct gemeld bij onze gerechtsdeurwaarder. Als gevolg hiervan wordt het dagtarief en alle bijkomende kosten in rekening gebracht.” erop heeft mogen vertrouwen dat hij het dagtarief vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten verschuldigd zou zijn. [gedaagde] heeft de kosten voor een verloren kaart betwist. Dit verweer wordt verworpen. Bij het binnenrijden is [gedaagde] akkoord gegaan met de algemene voorwaarden. [gedaagde] had door het raadplegen van de algemene voorwaarden kunnen weten welke gevolgen aan het “treintje rijden” werden verbonden. [gedaagde] kon er dan ook niet vanuit gaan dat alleen de kosten van het dagtarief in rekening zouden worden gebracht, te meer nu op de sticker bij de ingang staat vermeld dat naast het dagtarief alle bijkomende kosten in rekening zouden worden gebracht. Hieruit kan niet worden afgeleid dat daaronder alleen de buitengerechtelijke kosten worden verstaan. [gedaagde] is dan ook gehouden tot betaling van het tarief “verloren kaart”.
6.Beslissing
wijst af het meer of anders gevorderde.