ECLI:NL:RBDHA:2018:5522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 7402
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van kwartaalrapportages Staatsloterij en weigering geheimhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Loterijverlies.nl BV en de Raad van Bestuur van de Kansspelautoriteit. De eiseres, Loterijverlies.nl BV, had op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van kwartaalrapportages van de Staatsloterij. De Raad van Bestuur van de Kansspelautoriteit weigerde dit verzoek, met als argument dat de gevraagde informatie vertrouwelijke bedrijfsgegevens betreft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet heeft gereageerd op verzoeken van de rechtbank om toestemming te verlenen voor het gebruik van vertrouwelijke stukken, wat heeft geleid tot de conclusie dat de rechtbank de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet kon toetsen. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de Raad van Bestuur om de kwartaalrapportages openbaar te maken rechtmatig was, en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De rechtbank benadrukte dat de gevolgen van de weigering om toestemming te verlenen voor het gebruik van vertrouwelijke stukken voor risico van eiseres komen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/7402

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 mei 2018 in de zaak tussen

Loterijverlies.nl BV, te Den Haag, eiseres

(gemachtigde: mr. F. Roet)
en

De raad van bestuur van de kansspelautoriteit, verweerder

(gemachtigde: mr. I.M. Zuurendonk).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Nederlandse Loterij B.V., waarvan Staatsloterij B.V. een onderdeel is, te Rijswijk,
(gemachtigde: mr. R. Dutilh-van Waaij).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op het verzoek van eiseres op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 23 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft stukken en een verweerschrift ingediend. Voor een gedeelte van de ingezonden stukken heeft verweerder een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres en de derde partij hebben de rechtbank geen toestemming verleend om mede op grondslag van deze stukken uitspraak te doen.
Eiseres heeft een nader stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2018.
Eiseres is, met voorafgaand bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
Verweerder en de derde partij hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 30 mei 2017 heeft eiseres met verwijzing naar de Wob verzocht om openbaarmaking van (a) de kwartaalrapportages die vanaf 2012 door de Staatsloterij aan de kansspelautoriteit zijn verzonden. Tevens is verzocht om stukken (b) waaruit al dan niet kan worden afgeleid of het Ministerie van Financiën althans enig overheidsorgaan borg staat voor schadeclaims die (mogelijk) ontsproten zijn aan misleidende mededelingen van de Staatsloterij gedurende de periode 2000 tot en met 2007 omtrent het wel of niet gegarandeerd zijn van de prijzen, de winkansen en het aantal gewonnen prijzen en om stukken (c) waaruit kan worden afgeleid of er leningen aan de Staatsloterij zijn verstrekt in de periode 2012 tot heden ofwel dat er bankgaranties door het Ministerie van Financiën zijn verstrekt ofwel het Ministerie van Financiën of enig overheidsorgaan borg staat voor (mogelijke) schulden van de Staatsloterij.
2 Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres medegedeeld dat de gevraagde stukken onder b en c niet zijn aangetroffen. Verweerder heeft, met verwijzing naar artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, geweigerd de kwartaalrapportages van de Staatsloterij B.V. aan eiseres te verstrekken omdat deze informatie bedrijfsgegevens betreft die vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de weigering gehandhaafd, met aanvulling van de motivering in die zin dat de weigering thans mede is gebaseerd op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wob.
3 Eiseres betoogt dat eerdere kwartaalrapportages wel aan haar zijn verstrekt en dat niet valt in te zien waarom deze nu niet meer openbaar gemaakt zouden kunnen worden. Het enkele argument dat de markt is veranderd gaat niet op. De Staatsloterij is een monopolist en bovendien heeft de Hoge Raad bepaald dat de Staatsloterij zich in de periode van 2000 tot 2008 schuldig gemaakt heeft aan misleiding. Vanwege het algemeen maatschappelijk belang is controle op de gang van zaken bij de Staatsloterij derhalve noodzakelijk. Het jaarverslag biedt onvoldoende inzicht al is het maar omdat er enkel geconsolideerde balansen worden gepubliceerd. Tenslotte heeft verweerder niet gemotiveerd waar de tweede weigeringsgrond in bezwaar op is gebaseerd.
4 Verweerder stelt dat uit de kwartaalrapportages, die vertrouwelijk aan hem zijn verstrekt, wetenswaardigheden worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de (technische) bedrijfsvoering, het productieproces, financiële gegevens, de afzet van producten en de kring van afnemers. In casu bevatten de documenten, aldus verweerder, onder meer informatie over de voortgang van de financiën en de deelname, de afzet van producten, eventuele incidenten en andere bedrijfsgegevens.
5 De rechtbank overweegt als volgt. Bij brief van 27 november 2017 heeft verweerder de rechtbank de op de zaak betrekking hebbende vertrouwelijke stukken (de kwartaalrapportages) toegezonden met het verzoek deze geheim te houden. Bij brief van 30 november 2017 heeft de rechtbank eiseres verzocht toestemming te verlenen deze stukken, die eiseres niet kent, te gebruiken bij de beoordeling van het beroep. In deze brief is eiseres er op gewezen dat het in haar nadeel kan zijn als de rechtbank deze stukken niet mag gebruiken bij de beoordeling. Op deze brief heeft eiseres niet gereageerd. Bij brief van 9 april 2018 heeft de rechtbank eiseres gerappelleerd en verzocht per omgaande te reageren op het verzoek zoals gedaan in de brief van 30 november 2017. Ook op deze brief heeft eiseres niet gereageerd. Daags voor de zitting, op 18 april 2018, heeft gemachtigde van eiseres de rechtbank per brief laten weten geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling en medegedeeld dat de zaak op de reeds ingebrachte stukken kan worden afgedaan. Achter deze brief zat een kopie gehecht van de rappelbrief van 9 april 2018. Nu eiseres niet heeft gereageerd op deze verzoeken van de rechtbank stelt de rechtbank dit gelijk aan het weigeren van toestemming zoals bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
Hierdoor heeft eiseres de rechtbank de mogelijkheid ontnomen de rechtmatigheid van het bestreden besluit te toetsen. De gevolgen van deze weigering, zijn volgens vaste jurisprudentie bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, uitspraak van 10 februari 2016, (ECLI:NL:RVS:2016:426) in beginsel voor risico van eiseres. Van omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat hierop in dit geval een uitzondering moet worden gemaakt, is niet gebleken.
Gezien het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
6 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, voorzitter, en mr. G.P. Kleijn en
mr. M.J.L. van der Waals, leden, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.