ECLI:NL:RBDHA:2018:5434
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter in een loonvorderingszaak
Op 7 mei 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster in een loonvorderingszaak, die de kantonrechter, mr. C.W.D. Bom, had gewraakt. De verzoekster stelde dat de kantonrechter een definitief oordeel had geveld over de hoofdzaak, wat volgens haar duidde op vooringenomenheid. Tijdens de zitting op 6 april 2018 had de kantonrechter kritische vragen gesteld over de grondslag van de vordering en zijn visie gegeven, wat de verzoekster als een vooringenomen oordeel interpreteerde.
De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat de kantonrechter niet vooringenomen was. De kantonrechter had aangegeven dat het verzoek summier en onvoldoende onderbouwd was, en dat hij slechts een voorlopig oordeel had gegeven. De wrakingskamer benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden.
De beslissing van de wrakingskamer was om het verzoek tot wraking af te wijzen en het proces in de hoofdzaak voort te zetten in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden op de hoogte gesteld van de uitkomst.