ECLI:NL:RBDHA:2018:5433

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2018
Publicatiedatum
7 mei 2018
Zaaknummer
C/09/550687 / KG RK 18-482
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot toerekeningsvatbaarheid

Op 7 mei 2018 heeft de Meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verzoekster, die verdacht werd van diefstal. Tijdens de zitting had de gemachtigde van verzoekster verzocht om de zaak aan te houden zodat het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) een rapport kon opstellen over haar toerekeningsvatbaarheid. De gewraakte rechter, mr. D. Biever, weigerde dit verzoek, wat leidde tot de wraking door verzoekster.

De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 23 april 2018, waarbij de gewraakte rechter en verzoekster niet aanwezig waren. De officier van justitie was wel aanwezig en stelde dat de beslissing van de rechter om geen deskundige te benoemen een zuiver processuele beslissing was, zonder schijn van vooringenomenheid.

De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de zaak niet aan te houden en geen deskundige te benoemen niet in het kader van een wrakingsverzoek kan worden getoetst. De kamer concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat de rechter vooringenomen was of de schijn van vooringenomenheid had gewekt. Het verzoek tot wraking werd afgewezen en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2018/23
zaak-/rekestnummer: 550687 KG RK 18-482
parketnummers: 09/218274-17 en 09/232028-17
datum beschikking: 7 mei 2018
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. J. de Vries;
strekkende tot wraking van:
mr. D. Biever,
rechter in de rechtbank Den Haag.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Verzoekster wordt verdacht van diefstal. Bij aanvang van de zitting bij de politierechter heeft de gemachtigde van verzoekster verzocht beide zaken aan te houden opdat het NIFP over haar een rapport kan opmaken aangaande de toerekeningsvatbaarheid. Na een korte schorsing heeft de gewraakte rechter gemotiveerd te kennen gegeven hiertoe geen aanleiding te zien. Hierop heeft verzoekster de rechter gewraakt.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 23 april 2018 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. De officier van justitie is verschenen. Verzoekster is niet verschenen. De gewraakte rechter is, met bericht, niet verschenen.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd dat verzoekster geen goed verweer over haar toerekeningsvatbaarheid kan voeren doordat de rechter het verzoek tot het opmaken van het NIFP-rapport heeft afgewezen. Hier bestond volgens verzoekster wel aanleiding toe, gelet op haar medische geschiedenis en het rapport van de reclassering. De rechter heeft aldus volgens verzoekster al een besluit over haar persoon genomen terwijl dat door een deskundige moet worden gedaan.

4.Het standpunt van de gewraakte rechter

De gewraakte rechter berust niet in de wraking. De rechter stelt zich op het standpunt dat hetgeen uit het dossier bekend is te weinige aanknopingspunten biedt voor het aannemen van een psychische problematiek, zoals een psychotisch beeld of ernstige verwardheid, die van doorslaggevende betekenis zou kunnen zijn voor het al dan niet aan haar toerekenen van de tenlastegelegde winkeldiefstallen. De reclassering heeft weliswaar gerapporteerd over psychische kwetsbaarheid van verzoekster en gesteld dat haar psychische gesteldheid een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het delictgedrag, maar heeft niet aangegeven dat een nader psychiatrisch of psychologisch onderzoek noodzakelijk is. Bij deze stand van het dossier is het volgens de rechter aan de verdediging een dergelijk verzoek te onderbouwen met concrete medische informatie. De rechter stelt zich op het standpunt dat hij met het afwijzen van het verzoek geen oordeel heeft gegeven over de persoon van de verdachte, maar dat hij een gemotiveerde procedurele beslissing heeft genomen die geen blijk geeft van vooringenomenheid.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting bij de wrakingskamer het standpunt ingenomen dat sprake is van een zuiver processuele beslissing en dat van (schijn van) vooringenomenheid niet is gebleken.

6.De beoordeling

6.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
6.3.
De beslissing van de rechter om de zaak niet aan te houden en geen deskundige te benoemen is een beslissing van processuele aard, waarvan de juistheid niet in het kader van een wrakingsverzoek kan worden getoetst. Die beslissing en de daaraan meegegeven motivering zijn ook niet zodanig onbegrijpelijk, dat daardoor de schijn van vooringenomenheid is gewekt.
De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden bieden derhalve geen grond voor het oordeel dat de rechter vooringenomen is of de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt.

7.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn advocaat mr. J. de Vries;
• de officier van justitie mr. M. Boekhoud;
• de rechter mr. D. Biever;
Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank uitgesproken op 7 mei 2018 door
mrs O. van der Burg, P.M.E. Bernini en M. Nijenhuis, in tegenwoordigheid van
mr. M.E. Stikvoort-Ydema als griffier.