ECLI:NL:RBDHA:2018:5348

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 8255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de afwijzing van aftrek specifieke zorgkosten en giften in de inkomstenbelasting

Op 4 mei 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen. In geschil was of de verweerder terecht de specifieke zorgkosten en giften van eiser niet in aftrek had toegelaten voor het jaar 2015. Eiser had een verzamelinkomen van € 10.831 aangegeven en claimde € 2.048 aan specifieke zorgkosten en € 802 aan giften. De inspecteur stelde echter dat eiser deze uitgaven niet aannemelijk had gemaakt en heeft daarom de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen vastgesteld op € 13.681. Tijdens de zitting op 20 april 2018 kon eiser niet onderbouwen dat hij recht had op de aftrek van deze uitgaven. De rechtbank oordeelde dat de door eiser overgelegde kassabonnen, die dateren uit 2017, niet relevant waren voor de beoordeling van de uitgaven in 2015. Eiser's financiële problemen en de vermeende te lage toeslagen werden niet in deze procedure behandeld, aangezien dit niet relevant was voor de juistheid van de aanslag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 mei 2018, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/8255

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van4 mei 2018 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 10 oktober 2017 op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2015 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2018.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1] en [persoon 2].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Voor het jaar 2015 heeft eiser een verzamelinkomen aangegeven van € 10.831 en daarbij een bedrag van € 2.048 aan uitgaven voor specifieke zorgkosten en een bedrag van € 802 aan giften in aftrek gebracht.
2. Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser de specifieke zorgkosten en de giften niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft ze daarom niet in aftrek toegelaten en het verzamelinkomen vastgesteld op € 13.681 (€ 10.831 + € 2.048 + € 802). In geschil is of dat terecht is.
3. Het beroepschrift van eiser bevat geen gronden die in verband te brengen zijn met uitgaven voor specifieke zorgkosten en giften. Tot de stukken behoren wel enkele kopieën van kassabonnen, maar die hebben allen een dagtekening in 2017 en kunnen dus geen betrekking hebben op in 2015 gedane uitgaven. Ook ter zitting heeft eiser desgevraagd niet kunnen verduidelijken op welke grond er volgens hem recht bestaat op aftrek van uitgaven wegens specifieke zorgkosten en giften. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij in 2015 de door hem in aftrek gebrachte uitgaven heeft gedaan. Verweerder heeft die dus terecht niet in aftrek toegelaten.
4. Uit het beroepschrift valt onder meer op te maken dat eiser financiële problemen heeft en daardoor niet in staat is de aanslag, zoals die nu luidt, te betalen. Dit is echter een invorderingskwestie die in deze procedure, die alleen kan gaan over de juistheid van de aanslag, niet aan de orde kan komen. Bij betalingsproblemen zal eiser zich moeten wenden tot de ontvanger der belastingen. Voorts valt uit de door eiser ter zitting getoonde stukken op te maken dat eiser meent dat de aan hem toegekende toeslagen op te lage bedragen zijn vastgesteld. Ook daarvoor geldt dat dit niet in de onderhavige procedure aan de orde kan komen. Eiser kan tegen de betreffende toeslagbeschikkingen bezwaar maken bij de Belastingdienst/Toeslagen en vervolgens eventueel beroep bij de rechtbank instellen.
5. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte, rechter, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.