ECLI:NL:RBDHA:2018:5347

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 8272
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2014

In deze zaak heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de voor het jaar 2014 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV), alsook tegen de beschikking tot het in rekening brengen van belastingrente. De inspecteur van de Belastingdienst heeft in zijn uitspraak op bezwaar van 2 november 2017 de aanslag gehandhaafd, wat eiser in twijfel trok. De rechtbank Den Haag heeft op 4 mei 2018, na een zitting op 20 april 2018, geoordeeld dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser had een verzamelinkomen aangegeven van € 18.898, maar volgens informatie van de gemeente was zijn WWB-uitkering in 2014 hoger dan door hem aangegeven. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslag te hoog was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/8272

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van4 mei 2018 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 2 november 2017 op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2014 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de daarbij gegeven beschikking tot het in rekening brengen van belastingrente.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2018.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1] en [persoon 2].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Voor het jaar 2014 heeft eiser een verzamelinkomen aangegeven van € 18.898 dat bestaat uit loon uit een dienstbetrekking van € 3.861, loon uit een andere dienstbetrekking van € 10.291 en een WWB-uitkering van de gemeente [woonplaats] (de Gemeente) van € 5.900.
2. Volgens door de Gemeente aan verweerder verstrekte informatie genoot eiser in 2014 een WWB-uitkering van € 9.919 en vond daarop een terugbetaling plaats van € 860. Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder de WWB-uitkering daarom gesteld op € 9.059 (€ 9.919 -/- € 860) en het verzamelinkomen vastgesteld op € 22.057 (€ 18.898 + € 9.059 -/- € 5.900).
3. Eiser heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanslag gehandhaafd. In geschil is of dit terecht is.
4. Naar de rechtbank begrijpt heeft eiser beroep ingesteld in verband met een procedure die hij zou voeren bij de Rechtbank Rotterdam tegen een beslissing van de Gemeente inzake een terugvordering van een WWB-uitkering en een in verband daarmee opgelegde boete. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in 2014 een hoger bedrag aan uitkering heeft moeten terugbetalen dan het door verweerder in aanmerking genomen bedrag van € 860 en ook verder geen feiten en omstandigheden gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de onderhavige aanslag naar een te hoog bedrag is opgelegd. Het beroep is daarom ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte, rechter, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.