ECLI:NL:RBDHA:2018:5221
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Italië en Luxemburg
In deze zaak heeft eiser, een Egyptische nationaliteit, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling is genomen. Eiser heeft verklaard Egypte in 2014 te hebben verlaten en is op 29 mei 2017 in Italië aangekomen. Hij heeft in oktober 2017 asiel aangevraagd in Luxemburg, maar deze aanvraag is negatief beoordeeld. De staatssecretaris heeft op 23 maart 2018 een besluit genomen waarin Italië verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië niet tijdig heeft gereageerd op het verzoek om eiser terug te nemen, en dat eiser in Italië nooit asiel heeft aangevraagd. De rechtbank concludeert dat het claimakkoord op een onjuiste grondslag is gebaseerd, aangezien eiser niet in Italië asiel heeft aangevraagd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het claimverzoek had moeten baseren op artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, van de Dublinverordening, en dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
De rechtbank concludeert dat er sprake is van een gebrek in het bestreden besluit, maar ziet aanleiding dit gebrek te passeren op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet aannemelijk is dat eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 april 2018, en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.