ECLI:NL:RBDHA:2018:5186

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
5350613 / 16-24576
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van consument tegen telecomaanbieder over niet van kracht geworden overeenkomst telecomabonnement met toestel

In deze zaak vorderde de consument, aangeduid als [eiser], tegen de telecomaanbieder T-Mobile Netherlands B.V. dat de overeenkomst voor het toestelgedeelte van zijn telecomabonnement niet van kracht zou zijn. De consument had op 18 februari 2013 een overeenkomst gesloten voor een iSmart 300 abonnement, inclusief een Apple iPhone 5, waarbij de maandelijkse kosten € 60,50 bedroegen. De consument stelde dat de overeenkomst niet voldeed aan de wettelijke eisen voor koop op afbetaling, omdat de prijs van het toestel niet afzonderlijk was vermeld. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst voor het toestelgedeelte niet van kracht was geworden, wat dezelfde rechtsgevolgen heeft als een nietige overeenkomst. De consument was derhalve geen bedragen verschuldigd voor het toestel en had onverschuldigd betaald. De kantonrechter wees de vordering van de consument toe en veroordeelde T-Mobile tot terugbetaling van € 1.074,29, vermeerderd met wettelijke rente, onder de voorwaarde dat de consument het toestel retourneert. De kantonrechter oordeelde ook dat de verjaringstermijn van de vordering niet was verstreken, omdat de consument tijdig had gereageerd op de situatie. T-Mobile's verweer dat de overeenkomst voldeed aan de wettelijke eisen werd verworpen, en het beroep op artikel 6:278 BW werd niet gehonoreerd, omdat T-Mobile niet had aangetoond dat de consument opportunistisch handelde.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
YFR
Rolnr.: 5350613 \ RL EXPL 16-24576
3 mei 2018

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G.R. ten Heuw (Consumentenclaim B.V.),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid T-Mobile Netherlands B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.M.K.P. Cornegoor.
Partijen zullen worden aangeduid als [eiser] en T-Mobile.

Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 30 augustus 2016, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, tevens akte vermeerdering (grondslag) van eis, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties;
  • de akte uitlating producties van [eiser] ;
  • de akte overlegging producties van [eiser] ten behoeve van de comparitie van partijen.
Op 23 oktober 2017 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [eiser] in persoon, bijgestaan door mr. G.R. ten Heuw, en namens T-Mobile mevrouw [betrokkene] en de heer [betrokkene 2] , bijgestaan door mr. J.M.K.P Cornegoor en mr. A.M. Feijt. Mr. Ten Heuw heeft de zaak toegelicht aan de hand van de door hem overgelegde aantekeningen mondelinge behandeling; mr. Cornegoor heeft de zaak toegelicht aan de hand van de door hem overgelegde pleitnota. Van het overige verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
Na de comparitie van partijen heeft [eiser] nog een akte uitlaten pleidooi ingediend en T-Mobile nog een akte uitlating producties. Desgevraagd hebben partijen vervolgens vonnis gevraagd. De uitspraak van het vonnis is uiteindelijk bepaald op heden.

Feiten

1.1.
[eiser] heeft op 18 februari 2013 een iSmart 300 overeenkomst voor de duur van twee jaren met T-Mobile gesloten, waarbij aan [eiser] een Apple iPhone 5 32 GB is verstrekt. Uit hoofde van deze overeenkomst was [eiser] maandelijks een bedrag van € 60,50 inclusief btw aan T-Mobile verschuldigd. [eiser] sloot daarbij eveneens een Onbeperkt Internet Voordeelbundel af voor € 5,03 per maand, waarbij de eerste 24 maanden gratis zouden zijn. In de overeenkomst is een bedrag van € 0,00 vermeld aan ‘eenmalige kosten’.
1.2.
T-Mobile heeft [eiser] op 18 februari 2013 een factuur gestuurd ten aanzien van het verstrekte telefoontoestel. Op deze factuur is een prijs bepaald van € 0,00.
1.3.
[eiser] heeft de maandelijkse facturen altijd tijdig betaald.
1.4.
Na afloop van de looptijd van de overeenkomst is de abonnementsprijs ongewijzigd gebleven. [eiser] heeft de abonnementsprijs tot en met 6 november 2015 doorbetaald.
1.5.
Per brief van 3 augustus 2016 aan T-Mobile heeft [eiser] een beroep gedaan op de nietigheid / vernietigbaarheid van de overeenkomst, omdat deze niet voldoet aan de vereisten die de wet stelt aan overeenkomsten van koop op afbetaling dan wel kredietovereenkomsten. [eiser] heeft T-Mobile verzocht al hetgeen hij onverschuldigd aan T-Mobile heeft betaald met betrekking tot het verstrekte telefoontoestel, terug te betalen. T-Mobile heeft niet gereageerd op deze brief.

Vordering, grondslag en verweer

2.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
voor recht verklaart dat de tussen partijen gesloten overeenkomst voor wat betreft het toesteldeel niet van kracht is;
voor recht verklaart dat de betaalde gelden ten aanzien van het toesteldeel van de overeenkomst (inclusief rente en kosten) door [eiser] aan T-Mobile onverschuldigd zijn betaald;
T-Mobile veroordeelt tot terugbetaling van de onder 2) bedoelde bedragen, te weten € 790,- en € 158,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van iedere betaling, onder de voorwaarde dat [eiser] het toestel retourneert (waarbij de eventuele kosten voor retournering voor rekening van T-Mobile komen);
voor recht verklaart dat de betaalde gelden voor het toesteldeel na stilzwijgende verlenging van het abonnement onverschuldigd zijn betaald;
T-Mobile veroordeelt tot terugbetaling van de onder 4) bedoelde bedragen ter hoogte van € 340,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van iedere betaling;
Subsidiair:
voor recht verklaart dat de tussen partijen gesloten overeenkomst voor wat betreft het toesteldeel nietig is, althans rechtsgeldig is vernietigd, althans deze te vernietigen;
voor recht verklaart dat de betaalde gelden ten aanzien van het toesteldeel van de overeenkomst (inclusief rente en kosten) door [eiser] aan T-Mobile onverschuldigd zijn betaald;
T-Mobile veroordeelt tot terugbetaling van de onder 2) bedoelde bedragen, te weten € 790,- en € 158,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van iedere betaling, onder de voorwaarde dat [eiser] het toestel retourneert (waarbij de eventuele kosten voor retournering voor rekening van T-Mobile komen);
voor recht verklaart dat de betaalde gelden voor het toesteldeel na stilzwijgende verlenging van het abonnement onverschuldigd zijn betaald;
T-Mobile veroordeelt tot terugbetaling van de onder 4) bedoelde bedragen ter hoogte van € 340,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van iedere betaling;
Meer subsidiair:
voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen partijen voor wat betreft het toesteldeel rechtsgeldig is ontbonden, althans deze te ontbinden;
voor recht verklaart dat T-Mobile de betaalde gelden ten aanzien van het toesteldeel aan [eiser] moet terugbetalen;
T-Mobile veroordeelt tot terugbetaling van de onder 2) bedoelde bedragen, te weten € 790,- en € 158,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van iedere betaling, onder de voorwaarde dat [eiser] het toestel retourneert (waarbij de eventuele kosten voor retournering voor rekening van T-Mobile komen);
voor recht verklaart dat T-Mobile de betaalde gelden voor het toesteldeel na stilzwijgende verlenging van het abonnement aan [eiser] moet terugbetalen;
T-Mobile veroordeelt tot terugbetaling van de onder 4) bedoelde bedragen ter hoogte van € 340,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van iedere betaling;
Uiterst subsidiair:
voor recht verklaart dat T-Mobile onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] ;
T-Mobile veroordeelt tot betaling van de door [eiser] geleden schade als gevolg van dit onrechtmatig handelen, welke schade bestaat uit € 790,- en € 158,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van iedere betaling, onder de voorwaarde dat [eiser] het toestel retourneert (waarbij de eventuele kosten voor retournering voor rekening van T-Mobile komen) alsmede uit een bedrag van € 340,21, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van iedere betaling.
2.2.
[eiser] legt aan de primair en subsidiair weergegeven vorderingen – verkort weergegeven en voor zover van belang – ten grondslag dat hij een telefoonabonnement met een all-in prijs voor abonnement, mobiele telefoon en kredietkosten heeft afgesloten bij T-Mobile. De Hoge Raad heeft in het arrest van 12 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:236) geoordeeld dat de door de consument te betalen koopprijs voor het verstrekte telefoontoestel in de overeenkomst afzonderlijk moet worden bepaald en dat aan die eis niet is voldaan wanneer een all-in prijs is bepaald. De tussen partijen gesloten overeenkomst vermeldt slechts een all-in prijs en dat is in strijd met de wettelijke eisen die worden gesteld aan een koop op afbetaling en een kredietovereenkomst. [eiser] heeft de overeenkomst (voor zover nodig) per brief van 3 augustus 2016 vernietigd en T-Mobile gesommeerd om hetgeen hij met betrekking tot het verstrekte telefoontoestel onverschuldigd heeft betaald aan hem terug te betalen. [eiser] becijfert dit bedrag op € 1.288,21. Dit is de som van € 790,- (te weten de waarde van het telefoontoestel ten tijde van het aangaan van de overeenkomst), € 158,- (te weten een bedrag van 10 % op jaarbasis van de waarde van het telefoontoestel terzake in rekening gebrachte rente en kosten op het door T-Mobile verstrekte krediet) en € 340,21 voor hetgeen hij na afloop van de overeenkomst heeft betaald voor zijn reeds afbetaalde telefoon.
2.3.
[eiser] legt aan de meer subsidiair en uiterst subsidiair weergegeven vorderingen – verkort weergegeven en voor zover van belang – ten grondslag dat T-Mobile bij het sluiten van de overeenkomst onrechtmatig heeft gehandeld door de overeenkomst aan te gaan op een wijze die strijdig is met bepalingen uit de Wet op het financieel toezicht (Wft), het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo), de wettelijke regels over kredietaanbiedingen in het Burgerlijk Wetboek en de regels omtrent oneerlijke handelspraktijken. Dit onrechtmatig handelen rechtvaardigt ontbinding van de overeenkomst. T-Mobile is gehouden de schade die [eiser] hierdoor lijdt te vergoeden.
2.4.
T-Mobile heeft de vordering gemotiveerd weersproken en voert daartoe onder meer – verkort weergegeven en voor zover van belang – het volgende aan.
2.4.1.
De onderhavige overeenkomst voldoet aan het in artikel 7A:1576 lid 2 BW vereiste dat de koopsom moet zijn bepaald; de prijs van het toestel is door middel van de factuur van 18 februari 2013 bepaald op € 0,00. Er is dan ook geen sprake van een ongespecificeerde all-in prijs. Indien toch wordt geoordeeld dat de overeenkomst voor wat betreft het toesteldeel niet tot stand is gekomen, dan staat artikel 6:278 BW in de weg aan de vordering van [eiser] . Het opportunistisch gebruik dat [eiser] van de vermeende nietigheid van de overeenkomst wil maken, wordt gekeerd door artikel 6:278 BW. Dit artikel verlangt van [eiser] dat hij door een bijbetaling de oorspronkelijke waardeverhouding herstelt. Tot slot is de vordering verjaard, omdat de consequentie van schending van artikel 7A:1576 lid 2 BW niet nietigheid maar vernietigbaarheid is. Een rechtsvordering tot vernietiging van een overeenkomst verjaart op grond van artikel 3:52 BW immers drie jaar nadat de bevoegdheid om de vernietigingsgrond in te roepen ten dienste is komen te staan. Daarvan is sprake als de vernietigingsbevoegde bekend is met het bestaan van de vernietigbare overeenkomst. Bekendheid met de feitelijke gegevens die aan het vernietigingsberoep ten grondslag liggen is voldoende.
2.4.2.
Het beroep van [eiser] op partiële vernietiging van de overeenkomst wegens schending van de informatieverplichtingen van artikel 7:61 BW faalt, omdat 1) er sprake is van een zogenaamd “zacht krediet” en de artikelen 7:60 en 7:61 BW niet van toepassing zijn op een zacht krediet, 2) het beroep op de vernietigbaarheid al was verjaard op het moment dat [eiser] daar voor het eerst een beroep op deed en 3) artikel 6:278 BW aan de vordering op deze grondslag in de weg staat.
2.4.3.
Ontbinding van de overeenkomst op grond van artikel 6:265 BW kan niet aan de orde zijn, omdat de verplichtingen uit hoofde van artikel 7:61 BW en artikel 112 Bgfo geen verbintenissen zijn maar rechtsplichten en zij betreffen niet de nakoming van de overeenkomst maar het aangaan daarvan. [eiser] heeft bovendien de klachtplicht geschonden en misbruik van bevoegdheid gemaakt.
2.4.4.
T-Mobile betwist dat voldaan is aan de vereisten van onrechtmatige daad, zodat de vordering op die grondslag ook behoort te worden afgewezen, zowel ten aanzien van de betalingen die gedurende de looptijd van de overeenkomst door [eiser] zijn verricht, als de betalingen die na de looptijd van de overeenkomst zijn verricht.
2.4.5.
Het gevorderde bedrag van € 340,21 terzake van de betalingen van [eiser] na ommekomst van de overeenkomst, dient te worden afgewezen. In de overeenkomst is bepaald dat de overeenkomst na afloop van de overeengekomen contractsduur stilzwijgend wordt verlengd, zonder dat het maandbedrag daarbij wijzigt. De vaste maandelijkse betalingen na 18 februari 2015 berusten rechtstreeks op de overeenkomst, zodat niet gesteld kan worden dat iedere rechtsgrond ontbreekt.
2.4.6.
T-Mobile concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , zodat de gevorderde wettelijke rente evenmin toewijsbaar is. Voor het geval de kantonrechter daarover anders oordeelt, zijn de gevorderde ingangsdata niet toewijsbaar, omdat T-Mobile de betalingen niet te kwader trouw heeft ontvangen.

Beoordeling

Koop op afbetaling
3.1.
Vaststaat dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten waarbij aan [eiser] een telefoontoestel is verstrekt.
3.2.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1385) bepaald dat een overeenkomst als de onderhavige, die ook wel wordt aangeduid als een ‘telefoonabonnement met toestel’, dient te worden aangemerkt als een koop op afbetaling zoals bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en tevens, indien de overeenkomst is gesloten op of na 25 mei 2011, als een kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 7:57 lid 1 aanhef en onder c BW, één en ander tenzij de telecomaanbieder stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat de door de consument verschuldigde abonnementskosten niet (mede) strekken tot afbetaling van de telefoon.
3.3.
De kantonrechter begrijpt de vordering van [eiser] aldus dat deze is gegrond op onverschuldigde betaling, omdat de overeenkomst niet van kracht is geworden, althans nietig is, aangezien in de overeenkomst geen prijs is bepaald voor het verstrekte telefoontoestel zoals bedoeld in artikel 7A:1576 BW.
3.4.
De kantonrechter stelt vast dat partijen het eens zijn over het feit dat de maandelijkse betalingen van [eiser] mede strekten tot vergoeding van het door [eiser] in eigendom te verkrijgen telefoontoestel. Dit maakt dat voor het deel dat betrekking heeft op de afbetaling van het telefoontoestel de wettelijke bepalingen van koop op afbetaling van toepassing zijn. Titel 5A van Boek 7A BW, waar artikel 7A:1576 e.v. BW deel van uitmaakt, is komen te vervallen op 1 januari 2017 met de inwerkingtreding van de wet van 5 oktober 2016, houdende aanvulling van Boek 7 BW met de nieuwe afdelingen 7.2a.2 en 7.2b.l en 2 en een nieuwe titel 7.2e (Consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening) (Stb. 2016, 360). Op grond van de toepasselijke overgangsbepalingen blijft titel 5A echter gelden voor overeenkomsten die vóór 1 januari 2017 zijn gesloten, zoals de onderhavige overeenkomst.
Toestelprijs bepaald?
3.5.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:236) bepaald dat, ter bescherming van het belang van de koper, duidelijk moet zijn wat de koopprijs van de door hem gekochte zaak is, en daarmee wat de omvang van de door hem verschuldigde termijnen, voor zover die daarop betrekking hebben. Die prijs moet in de overeenkomst afzonderlijk zijn bepaald. Daarvan is in de onderhavige situatie geen sprake. In de overeenkomst zelf (de ‘Contractbevestiging’) wordt weliswaar melding gemaakt van ‘eenmalige kosten’ van € 0,00, maar uit dit document volgt niet dat deze eenmalige kosten betrekking hebben op het te verstrekken telefoontoestel. T-Mobile stelt dat zij [eiser] op de dag waarop de overeenkomst is gesloten een factuur heeft gestuurd, waaruit blijkt dat de toestelprijs € 0,00 bedraagt, zodat de prijs van het telefoontoestel wel is bepaald. De kantonrechter volgt T-Mobile hier niet in, nu de Hoge Raad juist uitdrukkelijk heeft overwogen dat de prijs in de overeenkomst afzonderlijk moet zijn bepaald. Bovendien is een prijs van € 0,00 geen reële prijs die T-Mobile bij [eiser] in rekening brengt voor het onderhavige telefoontoestel.
Onverschuldigde betaling
3.6.
Nu de prijs van het telefoontoestel niet afzonderlijk in de overeenkomst is bepaald, is de overeenkomst voor wat betreft het toesteldeel niet van kracht geworden. Een niet van kracht geworden overeenkomst heeft dezelfde rechtsgevolgen als een nietige overeenkomst. [eiser] is derhalve geen bedragen verschuldigd (geworden) die betrekking hebben op (het afbetalen van) het telefoontoestel. De maandelijks betaalde bedragen die daarop zagen, zijn dan ook onverschuldigd betaald.
Verjaring
3.7.
T-Mobile heeft een beroep op verjaring van de vordering gedaan. Op grond van artikel 3:309 BW bedraagt de verjaringstermijn ten aanzien van vorderingen uit onverschuldigde betaling vijf jaren. Nu de overeenkomst in februari 2013 is aangegaan en [eiser] binnen deze periode de verjaring heeft gestuit (voor het eerst door de brief van 3 augustus 2016), is onderhavige vordering niet verjaard.
Terugbetaling van hetgeen onverschuldigd is betaald
3.8.
T-Mobile zal, gelet op hetgeen onder 3.6. is overwogen, aan [eiser] moeten teruggeven hetgeen zij op grond van de niet tot stand gekomen overeenkomst heeft ontvangen. Om te bepalen welk deel van de abonnementstermijnen betrekking heeft op het verstrekte telefoontoestel, hanteren de kantonrechters in Den Haag (zie eerdere uitspraken over all-in telefonieabonnementen) als uitgangspunt dat moet worden gekeken naar de geldende verkoopwaarde van het telefoontoestel ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. [eiser] heeft gesteld dat het verstrekte telefoontoestel bij het aangaan van de overeenkomst een waarde vertegenwoordigde van € 790,-. Omdat T-Mobile deze waarde niet heeft weersproken, zal de kantonrechter deze waarde als uitgangspunt nemen bij de berekening van hetgeen door [eiser] aan T-Mobile onverschuldigd is betaald.
3.9.
De verkoopwaarde van het toestel bedraagt € 790,-, zodat op basis van een overeenkomst voor 24 maanden een bedrag van (afgerond) € 32,92 per maand in de abonnementstermijnen betrekking heeft op het verstrekte telefoontoestel. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat hij na afloop van de overeenkomst nog 8 maanden en 19 dagen heeft doorbetaald. Dit brengt mee dat T-Mobile in beginsel als onverschuldigd betaald aan [eiser] een bedrag van € 1.074,29 dient te betalen.
Rente en kosten in rekening gebracht?
3.10.
Daarnaast dient de vraag te worden beantwoord of en zo ja welke rente en kosten T-Mobile bij [eiser] in rekening heeft gebracht. De Hoge Raad heeft in voornoemd arrest van 13 juni 2014 op dit punt als volgt overwogen:
“3.5.4
Ter zake van een telefoonabonnement inclusief toestel, gesloten op of na 25 mei 2011, zal de aanbieder bovendien kunnen stellen en aannemelijk maken dat het gaat om een kredietovereenkomst (goederenkrediet) met een zogenoemd ‘zacht krediet’ als omschreven in art. 7:58 lid 2, onder e, eerste gedeelte, BW (een krediet zonder rente en andere kosten). (…)”
3.11.
T-Mobile heeft gesteld dat sprake is van een zacht krediet, omdat er geen rente en kosten bij [eiser] in rekening zijn gebracht. T-Mobile onderbouwt deze stelling door op basis van prijslijsten, zoals deze golden ten tijde van het aangaan van de overeenkomst, een prijsvergelijking te maken tussen onderhavig all-in abonnement en een vergelijkbaar sim-only abonnement. Uit die vergelijking kan worden afgeleid dat het verschil tussen de twee abonnementen € 488,- bedraagt. Gelet op het aanzienlijke verschil tussen dit bedrag en de waarde van het verstrekte telefoontoestel van € 790,-, komt het de kantonrechter aannemelijk voor dat T-Mobile onder deze overeenkomst geen rente en kosten aan [eiser] in rekening heeft gebracht, dan wel dat de som van de toestelwaarde enerzijds en de rente en kosten anderzijds het bedrag van € 790,- niet te boven gaat.
3.12.
[eiser] heeft zich verzet tegen de vergelijking met een vergelijkbaar sim-only abonnement, onder meer omdat de kantonrechters in Den Haag in eerdere uitspraken de vergelijking met een sim-only abonnement niet hebben aangenomen. Echter, in deze eerdere uitspraken stond niet de vraag naar eventueel in rekening gebrachte rente en kosten centraal, maar de vaststelling van de waarde van een specifiek telefoontoestel. In die zaken is geoordeeld dat niet van een vergelijking met een sim-only abonnement kan worden uitgegaan, omdat niet kan worden uitgesloten dat de telecomaanbieder invloed uitoefent op de verdeling van de kosten die in rekening worden gebracht voor het telefoontoestel en kosten die in rekening worden gebracht voor de telecommunicatiediensten. De gedachte die aan dat oordeel ten grondslag heeft gelegen is dat voor een consument duidelijk moet zijn wat de reële kosten voor een telefoon zijn.
3.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het terzake van rente en kosten voor het krediet gevorderde bedrag van € 158,- zal worden afgewezen.
Herstel waardeverhouding op grond van artikel 6:278 lid 2 BW?
3.14.
T-Mobile heeft gesteld dat artikel 6:278 lid 2 BW aan de toewijzing van de vordering van [eiser] in de weg staat. [eiser] heeft dit gemotiveerd weersproken en aangevoerd dat zijn motivatie om de ongedaanmaking van de overeenkomst te verzoeken het logische gevolg is van een jarenlange schending van zijn rechten. [eiser] stelt dat hij pas in 2016, na berichtgeving in de media, bekend werd met zijn wettelijke rechten, en dat hij toen zo snel mogelijk actie heeft ondernomen.
3.15.
Artikel 6:278 BW beoogt te voorkomen dat een partij op oneigenlijke wijze ontbinding (of een andere grond tot ongedaanmaking van prestaties) gebruikt om ten koste van de wederpartij te speculeren. Daarvan kan sprake zijn indien de verhouding in waarde tussen de wederzijdse prestaties zich heeft gewijzigd (in dit geval: ten gunste van de consument). De partij die tekortkomt (hier: T-Mobile) dient bij een beroep op deze bepaling aannemelijk te maken dat juist die wijziging in waardeverhouding het motief is voor de wederpartij om de ontbinding ‘strategisch’ in te roepen. Als daarvan sprake is, kan artikel 6:278 BW het recht geven op bijbetaling aan de partij die tekortschiet.
3.16.
Vaststaat dat T-Mobile in strijd heeft gehandeld met de wettelijke regels inzake koop op afbetaling, welke regels strekken tot bescherming van de consument. Deze bescherming kan slechts gewaarborgd worden, indien schending van deze bepalingen wordt gesanctioneerd. Het gaat naar het oordeel van de kantonrechter dan ook te ver om artikel 6:278 BW in de weg te laten staan aan het rechtsgeldig beroep van de consument op nietigheid van de overeenkomst. Toepassing van dit artikel zou er bovendien toe leiden dat de sanctie van nietigheid, een sanctie die overeenkomstig artikel 23 van de Richtlijn Consumentenkrediet ‘doeltreffend, evenredig en afschrikkend’ moet zijn, in feite krachteloos wordt omdat daarmee de nadelige gevolgen van de nietigheid voor de wanpresterende partij (in dit geval T-Mobile) teniet worden gedaan.
3.17.
Daar komt bij dat T-Mobile op geen enkele manier aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser] vanuit strategische overwegingen een beroep op nietigheid heeft gedaan. T-Mobile stelt dat het enkele feit dat [eiser] de vordering heeft ingesteld reeds op opportunistische motieven wijst. Feiten of omstandigheden waaruit zou kunnen blijken dat [eiser] uit strategisch oogpunt heeft gewacht met het instellen van de vordering, opdat de waarde in zijn voordeel zou wijzigen – een situatie waarin artikel 6:278 BW van toepassing zou kunnen zijn – zijn echter niet gesteld, noch gebleken. [eiser] heeft onbetwist aangevoerd dat hij, zodra hij wist dat er iets mis was met de overeenkomst, actie heeft ondernomen.
3.18.
Het beroep op artikel 6:278 lid 2 BW slaagt dan ook niet. De wetenschap dat toewijzing van deze en soortgelijke vorderingen van consumenten grote financiële gevolgen voor telecomaanbieders kunnen hebben, leidt niet tot een ander oordeel.
Slotsom
3.19.
Al het bovenstaande leidt tot de slotsom dat het primair gevorderde wordt toegewezen als hierna vermeld. Het primair meer of anders gevorderde wordt afgewezen. Nu het primair gevorderde wordt toegewezen, behoeft het overige geen bespreking meer.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst voor wat betreft het toestelgedeelte niet van kracht is;
- verklaart voor recht dat de betaalde gelden ten aanzien van het toestelgedeelte van de overeenkomst tussen partijen door [eiser] aan T-Mobile onverschuldigd zijn betaald;
- veroordeelt T-Mobile om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.074,29, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening, onder de voorwaarde dat [eiser] het toestel aan T-Mobile retourneert;
- veroordeelt T-Mobile in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 717,07 waarvan € 400,- als het aan de gemachtigde van [eiser] toekomende salaris, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening;
- veroordeelt gedaagde partij tot betaling van € 50,- aan nasalaris, voor zover [eiser] daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag der voldoening, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening;
- verklaart dit vonnis wat de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2018.