ECLI:NL:RBDHA:2018:5158
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Ugandees op basis van ongeloofwaardige verklaringen over seksuele geaardheid en gedwongen huwelijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ugandees eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij homoseksueel is en dat hij onder dwang van zijn vader met een vrouw was gehuwd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid en de omstandigheden in Uganda niet geloofwaardig waren. Eiser had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn huwelijk en zijn relaties, en de rechtbank vond dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag niet op voldoende feiten was gebaseerd. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico liep op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees erop dat hij niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak werd gedaan door rechter M. Soffers, in aanwezigheid van griffier J.C. de Grauw.