ECLI:NL:RBDHA:2018:5033

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
NL17.12849
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en geloofwaardigheid van leeftijdseisen in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 april 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritrese nationaliteit, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De rechtbank diende te oordelen over de geloofwaardigheid van de leeftijd van de eiser, die stelde minderjarig te zijn, maar in Italië en Zwitserland geregistreerd stond als meerderjarig. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn leeftijd niet geloofwaardig waren, omdat hij geen overtuigende documenten had overgelegd die zijn minderjarigheid konden aantonen. De rechtbank concludeerde dat de registratie in andere lidstaten volstond om de eiser in Nederland als meerderjarig te beschouwen, en dat het aan de eiser was om aan te tonen dat deze registratie onjuist was. De rechtbank verwierp het beroep van de eiser en verklaarde het ongegrond, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van authentieke identificerende documenten in asielprocedures en de rol van interstatelijk vertrouwen in de beoordeling van de leeftijd van vreemdelingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.12849

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: drs. mr. J.M. Walls),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, daaronder begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder
(gemachtigde: mr. N. Hamzoui).

ProcesverloopBij besluit van 20 oktober 2017 (bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. Eisers verklaringen over zijn nationaliteit en illegale uitreis uit Eritrea zijn daarbij geloofwaardig geacht. Eisers verklaringen over zijn leeftijd zijn niet geloofwaardig geacht.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2018 in Breda. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de zitting heeft de rechtbank de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1. Eiser bezit de Eritrese nationaliteit. Op 9 maart 2017 heeft hij een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eisers verklaringen over zijn leeftijd terecht niet geloofwaardig zijn geacht. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum], wat betekent dat hij minderjarig zou zijn. Volgens verweerder moet eiser worden aangemerkt als een evident meerderjarige vreemdeling, omdat hij in Italië en Zwitserland geregistreerd staat met de geboortedatum [geboortedatum]. Voorts staat eiser bij het UNHCR te Ethiopië geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum].
3. Eiser voert aan dat verweerder zijn leeftijd niet zonder nader onderzoek heeft mogen aanpassen en dat geen gelegenheid is geboden om zijn zienswijze te geven. Volgens eiser heeft verweerder de overgelegde doopakte met geboortedatum [geboortedatum] ten onrechte niet onderzocht, en concludeert verweerder ten onrechte dat hij evident meerderjarig is, nu volgens paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) slechts tot evidente meerderjarigheid kan worden geconcludeerd op basis van een schouw. Volgens eiser bestaat slechts twijfel over zijn leeftijd in de zin van artikel 25, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, zodat leeftijdsonderzoek, zoals beschreven in die bepaling, niet achterwege mocht blijven. Eiser wijst ten slotte op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats
's-Hertogenbosch van 27 oktober 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:12539, waarin volgens hem een vergelijkbare casus aan de orde was.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. De rechtbank is van oordeel dat situaties denkbaar zijn waarin de vreemdeling zich met het instellen van beroep bij de rechtbank hangende de geldigheidsduur van de hem of haar verleende verblijfsvergunning een gunstiger materiële rechtspositie kan verschaffen. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich hier een dergelijke situatie voor. Een minderjarige vreemdeling die is toegelaten op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), kan op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw met zijn ouders worden herenigd, terwijl die mogelijkheid voor een meerderjarige vreemdeling niet bestaat. Indien aan eiser dus een minderjarige leeftijd wordt toegekend, heeft hij op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw, de mogelijkheid een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), dan wel een verzoek om advies met het oog op een aanvraag tot afgifte van een mvv, in te dienen, teneinde met zijn ouders te worden herenigd. Aldus kan eiser zich met het instellen van beroep bij de rechtbank een gunstiger materiële rechtspositie verschaffen en heeft hij een procesbelang bij het door hem ingestelde beroep. Dit belang wordt door verweerder ook niet betwist.
5. Anders dan eiser kennelijk meent, is verweerders standpunt over eisers leeftijd niet gewijzigd, en heeft verweerder zich, zoals ook toegelicht ter zitting, enkel en alleen op het standpunt gesteld dat eiser meerderjarig is omdat hij in Italië en Zwitserland staat geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum], en bij het UNHCR te Ethiopië met de geboortedatum [geboortedatum]. Eiser wordt dan ook niet gevolgd in zijn stelling dat hem ten onrechte geen gelegenheid is geboden om zijn zienswijze te geven.
6. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), zie onder meer de uitspraken van 17 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:134, en 20 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:780, volgt dat informatie uit één andere lidstaat waaruit blijkt dat de vreemdeling meerderjarig is, volstaat om de vreemdeling ook in Nederland meerderjarig te verklaren, mits in Nederland geen authentieke, identificerende documenten zijn overgelegd. Verder volgt uit de uitspraken van de Afdeling van 9 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2159, en 15 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2219, dat verweerder er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel van uit mag gaan dat de registratie van de geboortedatum zorgvuldig heeft plaatsgevonden, zodat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat de geregistreerde geboortedatum onjuist is.
Tussen partijen staat vast dat eiser bij aanmelding in Italië en Zwitserland een andere geboortedatum heeft opgegeven, en daarmee in die landen als meerderjarig is geregistreerd. Eiser heeft geen documenten overgelegd die zijn gestelde minderjarigheid aannemelijk maken. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de overgelegde kopie van eisers geboorteakte niet volstaat, nu deze kopie is onderzocht door Bureau Documenten en volgens het rapport van 23 juni 2017 met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is, gezien de afwijkende verschijningsvorm, opmaak en afgifte. De overgelegde doopakte is eveneens onderzocht door Bureau Documenten. Volgens het rapport van 27 december 2017 is ook deze akte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt, ook gezien de afwijkende verschijningsvorm, opmaak en afgifte. De door eiser overgelegde kopie van een schoolkaart is, in tegenstelling tot wat eiser betoogt, geen document dat de identiteit en nationaliteit van eiser kan aantonen. In het verweerschrift heeft verweerder voorts terecht opgemerkt dat eisers woonplaats niet staat vermeld op de kopie van de kaart. Met eisers verklaringen over de door hem elders opgegeven geboortedata heeft hij, nu deze niet nader zijn onderbouwd, naar het oordeel van de rechtbank evenmin aannemelijk gemaakt dat de in Italië en Zwitserland geregistreerde geboortedatum onjuist is. Daarnaast hebben eiser en zijn zus bij een registratie bij het UNHCR te Ethiopië opgegeven dat [geboortedatum] de geboortedatum van eiser is. Deze opgave ligt dichter bij [geboortedatum] dan bij [geboortedatum]. Verweerder heeft daarom terecht afgezien van het aanbieden van een leeftijdsonderzoek.
7. Eisers beroep op de uitspraak van deze rechtbank van 27 oktober 2017 slaagt niet, omdat er geen sprake is van vergelijkbare zaken. In die uitspraak zijn van de betrokken vreemdeling persoonsgegevens afgenomen door de Italiaanse autoriteiten met een zogenoemde hotspot-benadering, die wordt toegepast bij vreemdelingen die, zoals de vreemdeling in die zaak, net in verwarde toestand uit het water zijn opgepikt en er slecht aan toe zijn. Bij eiser is van zo’n omstandigheid geen sprake geweest. Hij heeft in Italië en Zwitserland zelf bewust [geboortedatum] opgegeven als zijn geboortedatum.
8. Anders dan eiser lijkt te veronderstellen, is voor de conclusie dat een vreemdeling evident meerderjarig is, niet noodzakelijk dat een leeftijdsschouw heeft plaatsgevonden. Volgens paragraaf C1/2.2 van de Vc is dit slechts een reden om een leeftijdsonderzoek in ieder geval niet aan te bieden.
9. Gelet op het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat eiser er niet in is geslaagd om met identificerende documenten aannemelijk te maken dat verweerder ten onrechte ervan is uitgegaan, dat hij meerderjarig is. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.