Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de inleidende dagvaarding van 1 februari 2016 met producties 1 t/m 30;
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
- het tussenvonnis van 15 juni 2016, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- de verzoeken van partijen van 19 oktober 2016, 23 november 2016 en 15 maart 2017 om de zaak aan te houden tot het moment waarop het vonnis in de hierna in 2.7 te noemen procedure zal zijn gewezen;
- de akte overlegging productie van de zijde van [eiseres] met productie 31;
- het proces-verbaal van comparitie van 25 januari 2018 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
vrijkomenvan asbest. Met Reaal is de rechtbank van oordeel dat daarvan geen sprake is, omdat de oorzaak van de verontreiniging is gelegen in de werkzaamheden aan het dak. Bij die werkzaamheden is asbest vrijgekomen, en dat asbest is uiteindelijk in de loodsen terecht gekomen. Of het asbest is gevallen op het folie dat over de stellingen in de loodsen was gespannen en bij het verwijderen daarvan naar beneden is gedwarreld (zoals EMN aanneemt), of wellicht via het openliggende dak naar binnen is gewaaid (zoals [eiseres] suggereert), is daarbij niet relevant. In alle gevallen zijn de asbestvezels en asbeststukjes immers van de dakplaten losgekomen door de werkzaamheden. Nu in het algemeen voorzienbaar is (en het ook voor [eiseres] voorzienbaar was) dat tijdens de werkzaamheden asbest zou vrijkomen, is de asbestverontreiniging niet het gevolg van een “emissie” in de zin van de polisvoorwaarden. Dat [eiseres] ervan uit mocht gaan dat [X] het vrijgekomen asbest zou opruimen en dat dus de
schadevoor haar onvoorzien was, maakt dat niet anders.