In deze zaak vorderde de eiser, een consument, terugbetaling van de waarde van mobiele telefoons die hij had ontvangen in het kader van verschillende abonnementen bij T-Mobile. De eiser stelde dat de overeenkomsten niet rechtsgeldig waren, omdat er geen prijs was vastgesteld voor de telefoons, zoals vereist door artikel 7A:1576 BW oud. De eiser had meerdere overeenkomsten afgesloten met T-Mobile, waarbij de telefoons waren inbegrepen bij de abonnementskosten. Hij stelde dat de overeenkomsten niet tot stand waren gekomen of nietig waren, omdat de prijs van de telefoons niet afzonderlijk was vermeld. T-Mobile voerde verweer en betwistte de vordering, onder andere door te stellen dat de prijs wel degelijk was bepaald en dat de vorderingen van de eiser waren verjaard.
De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomsten voor het deel dat betrekking had op de mobiele telefoons niet van kracht waren geworden, omdat niet was voldaan aan de vereisten van artikel 7A:1576 lid 2 BW. Dit leidde tot de conclusie dat de eiser onverschuldigd had betaald voor de telefoons. De rechter verwierp het beroep van T-Mobile op verjaring, omdat de overeenkomsten niet rechtsgeldig waren. Uiteindelijk werd T-Mobile veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 1.248,37 aan de eiser, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.