ECLI:NL:RBDHA:2018:4919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
NL18.7048
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van vals identiteitsdocument

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon. Eiser had eerder op 3 februari 2018 een asielaanvraag ingediend, welke op 18 februari 2018 was afgewezen omdat hij zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk had gemaakt. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar dit beroep werd op 19 maart 2018 ongegrond verklaard. Op 31 maart 2018 diende eiser een opvolgende asielaanvraag in, waarbij hij een Syrische identiteitskaart overlegde ter onderbouwing van zijn gestelde identiteit.

De Koninklijke Marechaussee (KMar) heeft deze identiteitskaart op 6 april 2018 onderzocht en als vals bevonden. De rechtbank oordeelde dat de KMar deskundig is op het gebied van echtheidsonderzoek van identiteitsdocumenten en dat het proces-verbaal van bevindingen voldoende gemotiveerd was. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de bevindingen van de KMar gepresenteerd, waardoor de rechtbank oordeelde dat de valsheid van het document als vaststaand kon worden aangenomen.

De rechtbank concludeerde dat eiser geen nieuwe relevante elementen of bevindingen had ingediend die de eerdere afwijzing van zijn asielaanvraag konden ondermijnen. Daarom werd de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.7048

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2018 in de zaak tussen

[eiser],

geboren op [geboortedatum], van gestelde Syrische nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.P.M. Wuite).

ProcesverloopBij besluit van 9 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt zijn uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.7049 en NL18.7050, plaatsgevonden op 19 april 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Cetinkaya. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft eerder, op 3 februari 2018, een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 18 februari 2018 afgewezen, omdat eiser zijn gestelde identiteit, Syrische nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Het daartegen door eiser ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 19 maart 2018 ongegrond verklaard [1] . Met die uitspraak is het besluit van 18 februari 2018 in rechte komen vast te staan.
2. Op 31 maart 2018 heeft eiser onderhavige opvolgende asielaanvraag ingediend. Ter onderbouwing van eisers gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst heeft hij een Syrische identiteitskaart overgelegd.
3. Bij het bestreden besluit 1 heeft verweerder eisers aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. De door eiser overgelegde Syrische identiteitskaart is op 6 april 2018 door de Koninklijke Marechaussee (KMar) op echtheid onderzocht en vals bevonden. Aan deze identiteitskaart kan daarom geen waarde worden gehecht en kan dus ook niet afdoen aan de eerdere afwijzende beschikking waarin eisers gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig zijn geacht.
4. Eiser betwist de uitkomst van het onderzoek van de KMar. Hij betoogt dat Bureau Documenten de identiteitskaart had moeten onderzoeken en verwijst ter onderbouwing van dat standpunt naar werkinstructie 2010/10 van verweerder. Verder voert eiser aan dat het proces-verbaal van bevindingen van de KMar onvoldoende gemotiveerd is. Eiser verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 24 februari 2016 [2] waaruit volgens eiser volgt dat het opnemen van enkel bevindingen onvoldoende is, maar dat moet worden gemotiveerd waarom iets niet klopt of vals is. Tot slot voert eiser aan dat het eerder aan hem opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod moet worden vernietigd.
5.1
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat, zoals de rechtbank begrijpt, alleen Bureau Documenten bevoegd is om onderzoek te doen naar identiteitsdocumenten. Dat in de door eiser genoemde werkinstructie, voor zover deze werkinstructie nog geldt, staat dat vragen over documenten aan Bureau Documenten kunnen worden gericht, betekent niet dat om die reden de KMar niet ook bevoegd zou zijn om identiteitsdocumenten te onderzoeken. Daarbij betrekt de rechtbank nog dat in het proces-verbaal van bevindingen van de KMar het volgende staat:
De KMar ID-desk te Schiphol is een onderzoeksafdeling van de Koninklijke Marechaussee, gespecialiseerd in het onderzoek naar de echtheid van ter controle aangeboden reis-, identiteits- en verblijfsdocumenten, rijbewijzen, of kopieën daarvan, valuta en andersoortige betaalmiddelen en andere waarde documenten, alsmede identiteitsonderzoek en gezichtsvergelijking. Bij onderzoek aan documenten, of kopieën daarvan, of aan betaalmiddelen, wordt het te onderzoeken document of betaalmiddel onderling vergeleken met voorhanden zijnde specimina en technische beschrijvingen.
Ook hieruit volgt dat de KMar gespecialiseerd is het onderzoek naar echtheid van identiteitsdocumenten. De beroepsgrond slaagt niet.
5.2
Een advies van een door verweerder ingeschakelde instantie als de KMar geldt, volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, als een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. Indien zodanig advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld, mag verweerder van de juistheid van het advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
5.3
De rechtbank stelt vast dat eiser geen contra-expertise heeft overgelegd. De vraag is dus of er, gelet op wat eiser heeft aangevoerd, concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het proces-verbaal van bevindingen van de KMar zijn. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Eisers beroep op de uitspraak van de Afdeling kan niet slagen, omdat geen sprake is van een gelijk geval. Allereerst gaat het in eisers geval niet om door de Syrische en de Nederlandse autoriteiten gelegaliseerde documenten. Verder is de rechtbank van oordeel dat in het geval van eiser geen sprake is van enkel constateringen/bevindingen, omdat de KMar voldoende gemotiveerd heeft waarom de identiteitskaart vals is bevonden. In het proces-verbaal van bevindingen staat namelijk dat de basisbedrukking van de identiteitskaart niet is gedrukt, maar geprint, dat de identiteitskaart niet is voorzien van een optisch variabele inkt en een warmtepreeg en dat de fluorescentie van de identiteitskaart bij ultravioletlicht afwijkt. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank het proces-verbaal van bevindingen van de KMar waarin de door eiser overgelegde identiteitskaart vals is bevonden, ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit 1.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser geen relevante nieuwe elementen of bevindingen aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd die kunnen afdoen aan het eerdere afwijzende besluit. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard.
7. Eisers beroepsgronden tegen het eerder aan hem opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod behoeven geen bespreking. Het terugkeerbesluit en inreisverbod zijn eerder aan eiser opgelegd en liggen in deze procedure niet aan de rechtbank ter toetsing voor.
8. Het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van eisers asielaanvraag is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier.
Deze uitspraak is gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Dit document is digitaal ondertekend. U kunt controleren of het daadwerkelijk van de Rechtspraak afkomstig is en of het niet is aangepast. Heeft u het digitaal ontvangen, dan controleert u dit via
https://validatie.justid.nl. Heeft u het document op papier, dan kunt u dit navragen bij de balie van de rechtbank.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.NL18.3452 en NL18.3453.
2.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2016:467.