ECLI:NL:RBDHA:2018:4850
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en indirect refoulement
In deze zaak heeft eiser, een Afghaanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd afgewezen. Eiser had eerder, op 10 september 2016, een aanvraag ingediend die niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling. Deze beslissing werd bevestigd door de rechtbank in 's-Hertogenbosch en later door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiser werd op 30 november 2017 overgedragen aan Duitsland.
Op 13 december 2017 diende eiser opnieuw een aanvraag in, maar deze werd afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser voerde aan dat de 'Anlaufbescheinigung' die hij in Duitsland had ontvangen ten onrechte niet als novum was aangemerkt en dat hij vreesde voor indirect refoulement vanwege tekortkomingen in het Duitse asielsysteem. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen nova waren en dat de vrees voor indirect refoulement niet deugdelijk was onderbouwd.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning en is openbaar uitgesproken op 20 april 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.