ECLI:NL:RBDHA:2018:4834
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas en risico op vervolging in Libië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Libische nationaliteitdrager, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De staatssecretaris oordeelde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was, omdat de verklaringen van eiser over zijn vrees voor vervolging niet geloofwaardig werden geacht. Eiser stelde dat hij vreesde voor ontvoering of moord vanwege de werkzaamheden van zijn ooms voor een bepaalde militie in Libië. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de asielverklaringen van eiser onvoldoende onderbouwd waren en dat er geen reëel risico op vervolging bestond. De rechtbank wees erop dat eiser geen concrete informatie had verstrekt over de militie en de werkzaamheden van zijn ooms, en dat zijn verklaringen tegenstrijdig en ongeloofwaardig waren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag, evenals de opgelegde vrijheidsontnemende maatregel en het inreisverbod van twee jaar.