ECLI:NL:RBDHA:2018:4689
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser, geboren in 1997 en van Westelijke Sahara nationaliteit, had zijn aanvraag ingediend op 24 november 2016. Hij stelde dat hij niet terug kon keren naar zijn land vanwege mishandelingen en een onzekere toekomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde. Dit leidde tot de conclusie dat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat eiser niet meer beschikbaar was voor de procedure en geen bewijs had geleverd dat zijn situatie een inhoudelijke beoordeling rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de beschikbaarheid van de eiser voor de procedure en de noodzaak van contact met de gemachtigde.