Uitspraak
RCHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2018 in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 26 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Overwegingen
Verweerder heeft in het bestreden besluit de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit, herkomst en etniciteit, dat hij in het provinciaal bestuur zat van de HDP in de provincie Aksaray, dat hij tijdens zijn werkzaamheden voor de HDP door de politie meerdere keren werd opgepakt en meegenomen tussen de verkiezingen in 2015 en dat hij een klap op zijn hoofd heeft gekregen bij het uitdelen van brochures, waarna hij in coma raakte, geloofwaardig bevonden. Dat er een arrestatiebevel tegen eiser is uitgevaardigd acht verweerder niet geloofwaardig.
De stelling van verweerder dat uit de nieuwsberichten niet blijkt dat vier verdachten in het buitenland verblijven, is volgens eiser onjuist. Verder is het volgens eiser onjuist dat op geen van de door eiser overgelegde stukken de naam van eiser is terug te vinden. Hij wijst op de lijst van bestuursleden van de HDP in de provincie Aksaray die hij bij het nader gehoor heeft overgelegd. Op die lijst staat zijn naam vermeld.
Verweerder heeft aan zijn standpunt dat hij niet geloofwaardig acht dat tegen eiser een arrestatiebevel is uitgevaardigd in het bestreden besluit verder ten grondslag gelegd dat hij de wijze waarop eiser van het arrestatiebevel op de hoogte is gesteld, vaag acht, dat eiser niet kan aangeven wat de inhoud van het arrestatiebevel is en wat hem ten laste wordt gelegd en dat verweerder niet inziet waarom een arrestatiebevel tegen eiser is uitgevaardigd, omdat hij al in februari 2016 uit Turkije was vertrokken.
Die motivering is naar het oordeel van de rechtbank, in het licht van de door eiser overgelegde stukken, op zichzelf onvoldoende ter onderbouwing van het standpunt van verweerder dat hij het niet aannemelijk acht dat tegen eiser een arrestatiebevel is uitgevaardigd. Van belang is dat in de door eiser overgelegde nieuwsberichten staat dat tegen veertien bestuursleden van de HDP in de provincie Aksaray een arrestatiebevel is uitgevaardigd, dat zeven bestuursleden zijn gearresteerd en dat de overige zeven bestuursleden worden gezocht, waarvan er vier in het buitenland verblijven. Die informatie moet worden gezien in samenhang met de door eiser overgelegde lijst van bestuursleden van de HDP, waarop veertien namen staan vermeld, waaronder de namen van de gearresteerde bestuursleden zoals die in het nieuwsbericht van 15 oktober 2016 worden genoemd en de naam van eiser. Verweerder heeft zich daarom ten onrechte zonder nader onderzoek naar de door eiser overgelegde berichten en de overgelegde ledenlijst op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat tegen eiser een arrestatiebevel is uitgevaardigd.
- een rapport van de Schweizerische Fluchtlingshilfe van 7 juli 2017;
- een rapport van het US Department of State: ‘Country Report on Human Rights practices 2016’ over Turkije van 3 maart 2017;
- een rapport van de Europese Commissie, ‘Turkey 2016 Report’, van 9 november 2016;
- een rapport van de Norwegian Country of Origin Information Centre; ‘Tyrkia: Situasjonen for politisk aktive kurdere etter sammenbruddet av vapenhvilen meilom staten og PKK’ van 15 augustus 2017;
- verschillende nieuwsberichten uit de periode van mei 2017 tot februari 2018 over arrestaties en detentie van bestuursleden en politici van de HDP en de DBP;
- een nieuwsbericht van Hürriyet Daily News, ‘Prosecuter seeks up to 142 years in prison for jailed HDP co-chair’, van 17 januari 2017;
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij, gelet op zijn activiteiten voor de HDP, in de zwaarwegende negatieve aandacht staat van de autoriteiten. Uit de verklaringen van eiser blijkt volgens verweerder niet dat zijn actieve lidmaatschap bij de HDP voldoende is om opgepakt te worden en gevaar te lopen.
Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank ziet geen grond om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.