Op 18 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarbij haar studiefinanciering was herzien van de norm van uitwonende studerende naar die van thuiswonende studerende. De rechtbank oordeelde dat eiseres voldoende bewijs had geleverd dat zij van 1 oktober 2016 tot medio juni 2017 op het brp-adres had gewoond. De verklaringen van eiseres, haar opa en haar zwager waren consistent en overtuigend. De rechtbank concludeerde dat verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen voor de periode van 1 oktober 2016 tot en met juni 2017. De herziening van de studiefinanciering moest beperkt worden tot de periode van 1 juli 2017 tot de datum van inschrijving op het nieuwe adres. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd het betaalde griffierecht aan eiseres vergoed.