ECLI:NL:RBDHA:2018:4490
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf op basis van onvoldoende bewijs van doel en omstandigheden van verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Kirgizische nationaliteit houdende vrouw, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf om een familievriend in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd op 19 mei 2017 afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 5 september 2017 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 11 april 2018 was eiseres vertegenwoordigd door een gemachtigde en een adviseur, terwijl de verweerder niet aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister zich op het standpunt heeft gesteld dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar verblijf onvoldoende heeft aangetoond. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om tijdig terug te keren naar haar land van herkomst, mede omdat eiseres weinig sociale en economische binding met Kirgistan heeft. Eiseres heeft aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden en dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om aanvullende stukken over te leggen. De rechtbank oordeelt echter dat het aan eiseres is om haar stellingen te onderbouwen en dat de minister voldoende gelegenheid heeft geboden om dit te doen.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van het visum. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen hoger beroep mogelijk tegen deze beslissing.